De redenering volgens het
Wachttorengenootschap
Het einde van Babylon wordt gesteld op oktober van het jaar 539vGT.
Aangezien deze datum door alle partijen geaccepteerd wordt noemt het
genootschap dit een "sleuteldatum".
Kort na de verwoesting van Babylon mochten de Joden van de nieuwe
overheerser (Perzië) terugkeren naar hun land. Het genootschap gaat er
vanuit dat ze twee jaar later, in 537vGT, weer in hun land terug waren. Dit
vanwege de reistijd van het volk naar hun thuisland.
Vervolgens maken ze uit de bovenstaande tekst ( 2 Kronieken 36:21) op dat
hun land zeventig jaar lang woest had gelegen. Een eenvoudige rekensom leert
dan dat 537 minus 70 uitkomt op 607vGT als het jaar van de verwoesting van
Jeruzalem.
Dit is voor Jehovah's Getuigen een zeer belangrijk jaartal,
aangezien volgens hen in dat jaar de "Tijden der Heidenen"
begonnen. Dit is volgens hen een periode van 2520 jaar.
Als het jaar 607vGT correct is en we 2520 jaar vooruitgaan in de tijd komen
we uit in het jaar 1914 van de vorige eeuw. Aan het einde van deze periode
zou Jezus als koning op de troon gaan zitten, aldus de leer. Dit was een
onzichtbare gebeurtenis die alleen met "ogen des geloofs" waargenomen kon
worden.
Het jaar 1914 zou het begin inluiden van de "laatste dagen" van dit
samenstel.
Kort na deze onzichtbare gebeurtenis zou Jezus, in 1919, een "Getrouwe
en Beleidvolle slaaf" hebben aangesteld, welke vandaag vertegenwoordigd
wordt door het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen.
Dit Besturende Lichaam wordt daarom gezien als het enige
communicatiekanaal dat God gebruikt om bijbelse waarheden bekend te maken.
Gehoorzaamheid aan dit bestuurslichaam is van levensbelang.
U ziet dat de volledige autoriteit van dit Besturende Lichaam
afhangt van de correctheid van het jaar van Jeruzalems verwoesting. Als dit
niet in het jaar 607vGT blijkt te zijn gebeurd, stort de hele bovenstaande
redenatie als een kaartenhuis in elkaar, inclusief de aanstelling van dit
Besturende Lichaam......en daarmee ook het communicatiekanaal van
God.
Tot zover de redenatie van het genootschap.
Wat zijn de feiten?
De schrijver van Kronieken (Ezra) benadrukt dat hetgeen hij schrijft een
vervulling is van profetie.
Hij schrijft dat hetgeen gebeurde was "om Jehovah's woord bij monde van
de profeet Jeremia te vervullen".
Het gaat hier om een verwijzing naar twee passages uit Jeremia.
Jeremia 27:7 zegt:
En alle natiën moeten, ja, hem en zijn zoon en zijn kleinzoon
dienen, totdat de tijd ook voor zijn eigen land komt, en
vele natiën en grote koningen moeten hem als knecht uitbuiten.’
Babylon zou de overheersende wereldmacht zijn "totdat de tijd ook voor
zijn eigen land komt" oftewel zijn einde in het jaar 539vGT door de hand
van Perzië.
Jeremia profeteerde zelfs exact hoe lang Babylon de overheersende macht zou
zijn.
In Jeremia 25:12 staat:
En het moet geschieden dat wanneer er zeventig jaar zijn
vervuld ik aan de koning van Ba̱bylon , en aan die natie
rekenschap zal vragen’, is de uitspraak van Jehovah, ’van hun
dwaling, ja, aan het land der Chaldeeën, en ik wil het tot
onbepaalde tijd tot verlaten woestenijen maken.”
Jeremia zegt hier duidelijk dat Babylon rekenschap moest geven "wanneer
er zeventig jaar zijn vervuld".....dus NADAT er zeventig jaar
voorbij waren.
Volgens het genootschap eindigden deze zeventig jaren pas twee jaar later,
in 537vGT, toen de Joden daadwerkelijk terug waren in hun land. Dat is
echter niet wat Jeremia profeteerde.
Wat de zaak echter compliceert is de verklaring in 2 Kronieken 36:21 over de
"sabbatten" die werden "afbetaald".
Bovendien voerde hij de overgeblevenen van het zwaard
gevankelijk naar Ba̱bylon, en zij werden hem en zijn zonen tot
knechten, totdat het koningshuis van Pe̱rzië de heerschappij
verkreeg — om Jehovah’s woord bij monde van Jeremi̱a te
vervullen, totdat het land zijn sabbatten had afbetaald. Al
de dagen dat het woest lag, hield het sabbat, om zeventig jaar
te vervullen.
Deze woorden worden gevoegd midden in de referentie naar Jeremia's profetie.
Dit heeft ertoe geleid dat sommigen (inclusief Jehovah's Getuigen) denken
dat de kroniekenschrijver de profetie van Jeremia over de zeventig jaar
toepaste op de periode van woestligging van Jeruzalem.
Dit zou echter in strijd zijn met de profetie van Jeremia 25:12 - zoals
hierboven aangetoond - vooral aangezien Ezra benadrukte dat het om de
vervulling ging van die profetie.
Jeremia spreekt echter helemaal niet over afbetaling van een aantal
sabbatten.
In het hele boek Jeremia staat geen enkele verwijzing naar een sabbatrust
voor het land Juda.
De woorden "totdat het land zijn sabbatten had afbetaald. Al de dagen
dat het woest lag, hield het sabbat..." [vers 21] kan geen vervulling
zijn van "Jehovah's woord bij monde van Jeremia".
De invoeging over een sabbatrust is een verwijzing naar een andere
profetie.
Leviticus 26:34,35
“34 In die tijd zal het land zijn sabbatten afbetalen, al de
dagen dat het woest ligt, terwijl GIJ in het land van UW
vijanden zijt. In die tijd zal het land sabbat houden, daar het
zijn sabbatten moet terugbetalen. 35 Al de dagen dat het woest
ligt, zal het sabbat houden, omdat het geen sabbat heeft
gehouden gedurende UW sabbatten, toen GIJ er nog in woonde.”
Te beginnen in Leviticus 25 wordt de wet van de sabbatjaren uitgelegd.
Indien het volk zich daar niet aan hield, zouden ze ervaren wat
hierboven staat.
De kroniekenschrijver begreep dat de woestligging van Juda een gevolg
was van deze in Leviticus omschreven waarschuwing.
DAAROM voegde hij een verwijzing naar de afbetaling van sabbatten in uit
Leviticus 26:34, om te laten zien dat dit was vervuld
na de deportatie naar Babylon, “het land van uw vijanden”.
Hij gebruikte zelfs de letterlijke woorden uit Leviticus.
Met een verwijzing naar Leviticus 26 [ terugbetalen van sabbatten]
bedoelde hij niet te zeggen dat het land Juda een sabbatrust van zeventig
jaar had genoten, aangezien dit niet was voorzegd, noch door Mozes, noch
door Jeremia.
De focus van de kroniekenschrijver was op de terugkeer van de bannelingen en
daarom wijst hij erop dat ze in Babylon moesten blijven totdat twee
profetieën
vervuld waren:
- De profetie van Jeremia over de zeventigjarige heerschappij van Babylon
- En de profetie uit Leviticus 26 over het terugbetalen van sabbatten en een
sabbatrust voor het land.
Dit zijn twee totaal verschillende profetieën en moeten niet met elkaar verward
worden.
Ze verwijzen niet alleen naar verschillende perioden van ieder een andere
lengte, maar verwijzen ook naar verschillende natiën.
De zeventig jaar [ Jeremia 25:12 ] gaat over Babylon.
De terugbetaling van sabbatten [ Leviticus 26:34 ] gaat over Israël.
De overeenkomst is slechts dat ze op het hetzelfde moment eindigden.
Vandaar dat de kroniekenschrijver ze hier samenbracht.
Jeremia 25:12 zegt duidelijk dat aan Babylon rekenschap gevraagd zou worden
“wanneer er zeventig jaar zijn vervuld”.
Dus pas NA AFLOOP van de zeventig jaar.
Babylon moest in 539vGT rekenschap afleggen.
Toen eindigde dus de zeventig jaar.
Het Wachttorengenootschap stelt dat de zeventig jaar pas twee jaar later [ 537vGT] eindigden
vanwege de terugreis van de Joden naar hun land.
Dat is NIET wat Jeremia voorzei.
Het genootschap past de zeventig jaar toe op Israël i.p.v. Babylon.
En zelfs dan klopt hun redenatie niet met Jeremia 25:12 omdat daar over een
VOLTOOIDE zeventig jaar wordt gesproken, hetgeen het zou doen eindigen in 539vGT.
Om op 607vGT uit te komen moeten ze de zeventig jaar wel op Israël
van toepassing brengen en bovendien nog twee jaar extra nemen [
verklaring: de duur van de terugreis ] en dan vanaf 537vGT (i.p.v. 539vGT) zeventig jaar terugtellen.
Het voortbestaan van het Besturende Lichaam hangt van deze stelling
af.
Ze gaan heel erg ver om dit jaartal te beschermen.
Zie bijvoorbeeld wat er in Jeremia 29:10 staat volgens de vertaling van het
NBG.
“Want zo zegt de HERE: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij
zullen zijn, dan zal ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in
vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen."
Of zoals de Leidsche Vertaling het onder woorden brengt:
“Zoo toch zegt de Heer: Eerst wanneer zeventig jaren voor Babel
verloopen zijn zal ik naar u omzien, en aan u mijn belofte gestanddoen u
herwaarts terug te brengen.”
Ja, u leest hier duidelijk "Als voor Babel [ Babylon ] zeventig jaren
voorbij zullen zijn..."
[ niet voor Israël, maar voor Babylon ]
De zeventig jaar “voor Babylon” waren in 539vGT voorbij [ verwoesting door
Perzië ].
DAARNA zou hij pas "omzien" naar Israël.
Er staat niet dat Jehovah EERST naar zijn volk zou omzien om hun terug te
brengen, WAARNA de zeventig jaar zouden eindigen.
Nee, er staat duidelijk dat de zeventig jaar [ voor Babylon ] EERST
zouden eindigen en DAARNA zou hij zijn aandacht op Israël richten [ naar
u omzien ] en haar naar haar plaats terugbrengen.
Israël was dus nog in Babylon toen de zeventig jaar eindigden.
Dus hoe lost het Wachttorengenootschap dit dilemma op???
Heel simpel, door de bijbel aan te passen.
De Nieuwe Wereldvertaling zegt in dit vers: [ Jeremia
29:10 ]
„Want
dit heeft Jehovah gezegd: ’In overeenstemming met de vervulling van zeventig
jaar te Babylon zal ik mijn aandacht op ulieden richten, en ik wil
jegens U mijn goede woord bevestigen, door U naar deze plaats terug te
brengen.’
In plaats van “VOOR BABYLON” staat er nu “TE BABYLON”.
In plaats van "Eerst wanneer zeventig jaren voor Babel verlopen zijn"
staat er nu "In overeenstemming met de vervulling van..."
De hele zinsbouw lijkt nu iets anders te zeggen, of eigenlijk te verbloemen
wat er echt staat.
Zo duidelijk als de NBG en de Leidsche vertaling zijn....zo vaag is de NWV.
Een noodzakelijke vaagheid, want de oorspronkelijke tekst is zo duidelijk
dat het de stellingen van het genootschap onhoudbaar maakt.
Hoe eerlijk is het Besturende Lichaam?
Hoe groot is uw liefde voor waarheid?
Hoe komt het Wachttorengenootschap aan
het jaar 607vGT voor de verwoesting van Jeruzalem?
Een vaak gebruikte tekst om op 607vGT uit te komen is:
2 Kronieken 36:20,21
Bovendien voerde hij de overgeblevenen van het zwaard gevankelijk
naar Ba̱bylon, en zij werden hem en zijn zonen tot knechten, totdat
het koningshuis van Pe̱rzië de heerschappij verkreeg — om
Jehovah’s woord bij monde van Jeremi̱a te vervullen, totdat het land
zijn sabbatten had afbetaald. Al de dagen dat het woest lag, hield
het sabbat, om zeventig jaar te vervullen.
Lees dit artikel als u wilt weten hoe het genootschap deze tekst
gebruikt en u op het verkeerde been wordt gezet.
Artikel is onder constructie....