Het ontstaan en de handhaving van hun autoriteit
Jehovah's Getuigen geloven in het bestaan van twee "klassen" van christenen.
Er is een klasse met een hemelse hoop, die men de "kleine kudde" noemt.
Deze klasse
bestaat uit 144.000 door God uitgekozen "gezalfde" personen.
Alle Jehovah's Getuigen die niet tot deze klasse behoren worden de "grote
schare" genoemd en zullen hier op aarde in een hersteld paradijs mogen
wonen.
Van de klasse van 144.000 is uiteraard al een groot deel overleden.
Er zijn nog ongeveer 9.000 personen van in leven en worden daarom het
"overblijfsel" genoemd.
Ook wordt er naar hen verwezen als de "getrouwe
en beleidvolle slaaf",
een term die in Mattheüs 24:45-47 wordt gebruikt.
In vers 47 wordt een aanstelling vermeld van deze "slaaf" over alle
bezittingen van Jezus.
Deze aanstelling zou volgens de organisatie inhouden dat hun een beheer zal
worden toevertrouwd over het werk dat Jezus in Mattheüs 28:19 noemde,
namelijk het maken van discipelen en het uitdelen van "geestelijk voedsel"
(Bijbelse waarheden) aan de overige "huisknechten" (de "grote schare" en de
individuele leden van de "kleine kudde").
Deze aangestelde "getrouwe en beleidvolle slaaf"
wordt vervolgens vertegenwoordigd door een Besturend Lichaam dat uit
ongeveer 10 personen bestaat (dit aantal is variabel).
Die getrouwe en
beleidvolle slaaf wordt in onze tijd vertegenwoordigd door het
Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, dat als
publiciteitsinstrument het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap
heeft. Heel passend is die getrouwe en
beleidvolle slaaf ook Gods communicatie-kanaal genoemd.
De Wachttoren, 1 september 1991, blz 18
De claim dat alleen zij Gods communicatie-kanaal zijn heeft tot
gevolg dat Getuigen worden ontmoedigd om zelf over de schrift na te denken
en antwoorden te vinden. Het is namelijk niet mogelijk om de schrift te
begrijpen buiten het Besturende Lichaam om.
Jehovah's Getuigen die met vragen zitten wordt gezegd "te wachten op God"
totdat Hij het zal openbaren via het Besturende Lichaam.
Iemand die niet "wacht" maar meent zelf een "beter" antwoord te hebben
gevonden in de schrift "dringt vooruit", is niet nederig, is opstandig,
trots, toont geen waardering voor Gods regelingen en kan beticht worden van
het brengen van een valse "leer".
Iedere "leer" die afwijkt van die van het Besturende Lichaam is een
valse "leer".
Op grond van het brengen van een valse "leer" zal deze Getuige worden
uitgesloten uit de gemeente.
Dit betekent dat hij al zijn vrienden verliest en - erger nog - zelfs zijn
familieleden.
Met een uitgeslotene mag niet gesproken of gegeten worden.
Er mag zelfs geen groet tot hem gericht worden omdat hem geen "vrede"
gewenst mag worden.
Doet een Getuige dit toch, dan deelt hij in de zonden van de uitgeslotene en
wordt daarom zelf ook uitgesloten. (De Wachttoren, 1
december 1981, blz.18)
Vandaar dat er geen cultuur heerst van "vragen stellen" en er veel
informatie buiten het bereik van Jehovah's Getuigen blijft.
De vraag is natuurlijk of dit erg is?
Als dit Besturende Lichaam werkelijk door Jezus is aangesteld als
zijn woordvoerder dan is bovenstaand verhaal te accepteren.
Wie zou terecht tegen "Gods Communicatiekanaal" kunnen ingaan?
Feitelijk draait alles om slechts één enkele vraag:
Is het Besturende Lichaam ("getrouwe en beleidvolle
slaaf") in 1919 door Jezus aangesteld?
Volgens het Besturende
Lichaam kwam Jezus in 1918 onzichtbaar naar de aarde om zijn slaven te
inspecteren.
Uit alle religies koos hij de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah's Getuigen
toen bekend stonden, vanwege het juiste geestelijke voedsel (Bijbels
onderricht) dat zij te rechter tijd uitdeelden.
Hij stelde hen vervolgens in 1919 aan over al zijn bezittingen.
(De Wachttoren, 15 maart 1990, blz.15)
Het feit dat Jezus dit onzichtbaar deed maakt deze stelling natuurlijk
moeilijk te controleren.
Toch is dit van cruciaal belang voor u als Jehovah's Getuige aangezien u uw
volledige vertrouwen dient te stellen in deze "slaaf" en in feite aan hem uw
leven toevertrouwd.
U vertrouwt deze "slaaf" de volledige verantwoording voor uw geloof toe.
Deze "slaaf'" bepaalt namelijk wat u moet geloven.
Alleen als u de leerstellingen van deze "slaaf" volgt - hoe vaak deze ook
wijzigen - maakt u kans op redding.
Het ware geloof wordt immers gekenmerkt door ware leringen.
Alleen deze "slaaf" kan vertellen wat waarheid is.
In de lectuur wordt vaak naar
1919 verwezen als het jaar van hun aanstelling.
Zoeken we in de lectuur echter naar bewijzen hiervoor dan komen we niet
verder dan uitspraken als "zoals we weten" of "zoals de feiten
aantonen" of "zoals de geschiedenis laat zien" of woorden van die
strekking.
Er wordt als een vanzelfsprekendheid vanuit gegaan.
Alsof er geen bewijzen voor nodig zijn en het voor zich spreekt.
In het menu vindt u diverse vragen die gesteld kunnen worden omtrent
deze aanstelling en in alle redelijkheid beantwoord moeten worden.