1914  en  'DIT GESLACHT'   -- Deel 2 van hoofdstuk 9

Voetnoot 8:  Dit gedeelte is vertaald uit de Engelse editie van 1994. Eén jaar later werd in
                    De Wachttoren
van 1 november 1995 de leerstelling over "dit geslacht" aangepast
                    (zie de Appendix bij hoofdstuk 12).

Aanvulling:  Ook de verandering van inzicht uit 1995 is inmiddels achterhaald.
                    In 2008 is de toepassing van 'Dit Geslacht' weer gewijzigd.

Het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen voelt zich tamelijk ongemakkelijk als het gaat om de belangrijkste nog overgebleven tijdprofetie van de organisatie. Het tijdsbestek dat voor de vervulling ervan is overgebleven, blijkt tamelijk kort en begrensd te zijn om al het voorspelde daarin nog plaats te laten vinden. Met elk jaar dat verstrijkt wordt dit gevoel alleen maar sterker.


Het jaar 1914, meer dan dertig jaar lang het eindpunt van de tijdprofetieën van de organisatie, is nu het beginpunt van de tijdprofetie die de belangrijkste prikkel vormt tot de "urgentie" van de activiteit van Jehovah's Getuigen. Van de woorden van Jezus Christus: "Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen geschieden",[9] wordt gesteld dat zij voor het eerst hun toepassing vonden in dat jaar (1914). Let eens op de cursief gedrukte uitspraken:


Voetnoot 9:  Matthéüs 24:34.


"Jezus sprak daar blijkbaar over hen die oud genoeg waren om bewust en met begrip getuige te zijn van wat er plaatsvond toen de 'laatste dagen' begonnen. Jezus zei dat sommigen van hen die ten tijde van de verschijning van het 'teken van de laatste dagen' zouden leven, ook nog in leven zouden zijn wanneer God aan dit samenstel een einde zou maken."


"Zelfs wanneer we aannemen dat jonge mensen van vijftien jaar over voldoende waarnemingsvermogen beschikken om de belangrijkheid van hetgeen in 1914 plaatsvond te begrijpen, zou de jongste van 'dit geslacht' op het ogenblik dan toch nog zeventig jaar oud zijn. De grote meerderheid van het geslacht waarop Jezus doelde, is dus reeds gestorven. Zij die nog in leven zijn, hebben een oude leeftijd bereikt. En bedenk dat Jezus zei dat het einde van deze goddeloze wereld zou komen voordat dit geslacht gestorven zou zijn. Dit op zichzelf reeds geeft ons te kennen dat er niet veel jaren meer overblijven voordat het voorzegde einde komt."  


Toen dit in het tijdschrift Ontwaakt! van 8 april 1969 (bladzijde 13) meer dan een kwart eeuw geleden (namelijk in de periode van vóór 1975) werd besproken, lag de nadruk erop hoe snel het geslacht van 1914 zou uitsterven en hoe weinig tijd er voor dat geslacht was overgebleven. Als iemand onder Jehovah's Getuigen toen zou hebben gesuggereerd dat het nog wel twintig of dertig jaar kon duren, zou dat zijn beschouwd als het aan de dag leggen van een onrijpe houding, een houding die niet van een sterk geloof getuigt.


Toen 1975 voorbijging, vond er een accentverschuiving plaats. Nu werd getracht aan te tonen dat de duur van het geslacht van 1914 toch nog niet zo kort was als men zou denken en dat het zich nog wel eens over een langere periode zou kunnen uitstrekken.


Zo werd er in De Wachttoren van 1 januari 1979 (bladzijde 31) dan ook niet gesproken van degenen die in 1914 "bewust en met begrip getuige [waren] van wat er plaatsvond", maar van degenen die "in staat waren [de gebeurtenissen die in dat jaar waren begonnen] waar te nemen". Alleen maar waarnemen is heel wat anders dan begrijpen wat je ziet. Hierdoor kon logischerwijs de minimum leeftijdsgrens van degenen die "dit geslacht" vormen, omlaag worden gebracht.


Twee jaar later werd in De Wachttoren van 15 januari 1981 deze trend voortgezet door het citeren van een artikel dat verscheen in het tijdschrift U.S. News & World Report, waarin naar voren werd gebracht dat het mogelijk is dat vanaf het tiende jaar gebeurtenissen "een blijvende indruk in iemands herinnering" achterlaten. In dat artikel werd gezegd dat als dat zo is, "er thans meer dan dertien miljoen Amerikanen [zijn] die 'zich de Eerste Wereldoorlog nog herinneren'".


"Herinneren" staat eveneens een jongere leeftijd toe dan "begrip hebben" (waarover in de eerder geciteerde Ontwaakt! van 1969 was geopperd dat dat al het geval kan zijn bij "jonge mensen van vijftien jaar"). In feite duurde de Eerste Wereldoorlog tot 1918, terwijl de Amerikaanse betrokkenheid pas in 1917 begon. De leeftijd van tien jaar, aangegeven in het geciteerde nieuwstijdschrift, behoeft dus niet noodzakelijkerwijs betrekking te hebben op 1914.


Hoewel men door verschillende berekeningswijzen toe te passen er hier en daar een paar jaar bij kan sprokkelen, blijft het feit bestaan dat de omvang van het geslacht van de periode van 1914 met grote snelheid aan het afnemen is, aangezien het sterftecijfer altijd het hoogst is onder ouderen. Het Besturende Lichaam is zich hiervan bewust, want de zaak kwam verscheidene malen ter discussie.


De kwestie kwam ter sprake tijdens de zitting van het Lichaam op 7 juni 1978. Eerdere factoren hadden daartoe aanleiding gegeven. Albert Schroeder, lid van het Besturende Lichaam, had de leden kopieën doen toekomen van bevolkingsstatistieken van de Verenigde Staten. De cijfers gaven aan dat minder dan één procent van degenen van de bevolking die in 1914 hun tienerjaren waren gepasseerd, in 1978 nog in leven was. Maar meer aandacht kregen de uitlatingen van Schroeder tijdens zijn bezoek aan een aantal landen in Europa.


Berichten hadden Brooklyn bereikt dat hij had geopperd dat de uitdrukking "dit geslacht", zoals door Jezus gebruikt in Matthéüs hoofdstuk vierentwintig vers 24, van toepassing zou zijn op het geslacht van "gezalfden" en dat een dergelijk "geslacht" niet uitgestorven zou zijn zo lang nog iemand hiervan in leven was. Dit was natuurlijk in strijd met de leerstelling van de organisatie en was niet door het Besturende Lichaam bekrachtigd.


Toen de zaak na Schroeders terugkeer ter sprake werd gebracht, werd de door hem voorgestelde uitleg verworpen en werd bij stemming besloten dat hierop in een komende uitgave van De Wachttoren in de rubriek "Vragen van Lezers" zou worden ingegaan.

De gebruikelijke leerstelling over "dit geslacht" zou daarin opnieuw bekrachtigd worden.10 Interessant genoeg werd het lid van het Besturende Lichaam, Schroeder, op generlei wijze berispt of terechtgewezen omdat hij in Europa een onbekrachtigd, afwijkend gezichtspunt naar voren had gebracht.

Voetnoot 10:  Zie De Wachttoren van 1 januari 1978

De kwestie kreeg verdere aandacht op 6 maart en 14 november 1979. Vanwege het belang ervan, maakte ik fotokopieën van de eerste twintig bladzijden van het materiaal dat ons door de Zweedse ouderling[11] was toegezonden, waarin de geschiedenis van chronologische speculatie gedetailleerd was beschreven en waarin de werkelijke herkomst van de berekening van de 2520 jaar en van het jaartal 1914 uit de doeken werd gedaan. Ieder lid van het Lichaam ontving een kopie. Afgezien van een enkele opmerking, vonden zij het niet nodig het materiaal te bespreken.

Voetnoot 11:  Zie hoofdstuk 7, blz. 155.

Lyman Swingle was als hoofd van de schrijfafdeling reeds geïnformeerd. Hij vestigde de aandacht van het Lichaam op enkele van de dogmatische en nadrukkelijke uitspraken die in de Engelse Wachttorenuitgaven van 1922 gepubliceerd waren en las gedeelten hieruit hardop aan alle leden voor.

Hij zei dat hij in 1914 nog te jong was geweest om er zich veel van te herinneren (hij was toen nog maar ongeveer vier jaar oud), maar dat hij zich de gesprekken die bij hem thuis over 1925 hadden plaatsgevonden nog goed kon herinneren.12 Ook wist hij wat er in 1975 gebeurd was. Hij zei dat hij persoonlijk niet nogmaals misleid wilde worden met een ander jaartal.

Voetnoot 12:  Van de toenmalige leden van het Besturende Lichaam was in 1914 alleen Fred Franz de tienerjaren
                      gepasseerd en was toen 21 jaar oud. George Gangas was 18, John Booth 12, Karl Klein en Carey Barber
                      waren 9, Lyman Swingle 4, Albert Schroeder 3 en Jack Barr 1. Lloyd Barry, Dan Sydlik, Milton Henschel en
                      Ted Jaracz werden na 1914 geboren.

In de loop van de zitting zette ik uiteen dat er ter ondersteuning van het jaar 607 v.G.T., dat door het Genootschap als beginjaar was gekozen, niet het minste historische bewijsmateriaal bestond. Voor wat betreft 1914 en het geslacht dat toen leefde, stelde ik de vraag: Als de traditionele leerstelling van de organisatie deugdelijk is, wordt het dan niet erg moeilijk de woorden die Jezus daarmee in samenhang sprak, toe te passen op de personen die in 1914 leefden?

Hij had gezegd: "Wanneer gij al deze dingen ziet, weet dan dat hij nabij is, voor de deur", en: "Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt."13 In de publicaties werd regelmatig gesteld dat deze woorden voor het eerst in 1914 van toepassing werden op de christenen die toen leefden. Maar als dit zo is, op wie van hen konden zij dan van toepassing zijn? Op degenen die destijds 50 jaar oud waren? Die mensen zouden, als zij (ten tijde van de discussie in 1979) nog in leven waren, 115 jaar oud zijn. De veertigjarigen? Zij zouden 105 jaar oud zijn. Zelfs de dertigjarigen zouden 95 jaar zijn en diegenen die net hun tienerjaren gepasseerd waren, zouden in 1979 al 85 jaar zijn. (Als zij thans nog in leven zijn, zijn zij meer dan 100 jaar oud.)

Voetnoot 13:  Matthéüs 24:33 en Lukas 21:28.

Als dus deze bezielende woorden "heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt, voor de deur staat", inderdaad betrekking zouden hebben op mensen uit 1914 en zouden inhouden dat zij erop konden hopen het beslissende einde mee te maken, dan zou die opwindende aankondiging redelijkerwijs getemperd moeten zijn met de woorden: "Ja, jullie kunnen het meemaken - maar alleen als jullie in 1914 nog vrij jong zijn en lang, zeer lang zullen leven." Als voorbeeld noemde ik mijn vader die, geboren in 1891, in 1914 nog een jonge man van drieëntwintig was. Hij leefde niet slechts zeventig jaar, niet tachtig jaar, maar hij bereikte de leeftijd van zesentachtig jaar. Hij was toen al twee jaar dood en stierf zonder de voorspelde dingen te hebben meegemaakt.


Dus vroeg ik het Lichaam hoe zinvol het was om Jezus' woorden in Matthéüs hoofdstuk vierentwintig de verzen 33 en 34 toe te passen op 1914, als de enigen die de hoop konden hebben om ze in vervulling te zien gaan, kinderen net in hun tienerjaren of nog jonger waren. Een echt antwoord hierop werd niet gegeven.


Een aantal leden betuigde echter nogmaals hun steun aan de bestaande leerstelling van de organisatie over "dit geslacht" en het jaartal 1914. Lloyd Barry zei ontzet te zijn dat er binnen het Lichaam twijfel bestond over de leerstelling.

Verwijzend naar de uitspraken die Lyman Swingle had voorgelezen uit de Wachttorenuitgaven van 1922, zei hij dat hij daarin niets kon ontdekken waarover hij zich zorgen zou moeten maken en dat het voor de broeders in die periode "tegenwoordige waarheid" was.14 Wat betreft de hoge leeftijd van het geslacht van 1914 wees hij erop dat in sommige delen van de toenmalige Sovjet-Unie er gebieden zijn waar mensen 130 jaar oud worden. Hij drong erop aan zich eensgezind tegenover de broeders uit te laten, zodat zij zouden blijven beseffen dat de tijd drong. Anderen lieten zich in dezelfde trant uit.

Voetnoot 14:  De uitdrukking "tegenwoordige waarheid" werd in de tijd van Russell en Rutherford veel gebruikt en was
                      gebaseerd op een verkeerde vertaling van 2 Petrus 1:12. De Nieuwe-Wereldvertaling geeft deze tekst
                      nauwkeuriger weer met: "de waarheid die [in u] tegenwoordig is". [Zie de uitgave van 1969. In de herziene
                      uitgave van 1992 luidt deze tekst: "de waarheid, die [in U] aanwezig is". - vert.]

Toen ik later van de voorzitter het woord kreeg, zei ik dat wij in gedachten moesten houden dat hetgeen op dat moment als "tegenwoordige waarheid" werd onderwezen, ook "verleden waarheid" kon worden, en dat de "tegenwoordige waarheid" die zulke "verleden waarheid" vervangt, zelf ook weer vervangen kon worden door "toekomende waarheid". Naar mijn mening verloor het woord "waarheid", wanneer het op deze wijze werd gebruikt, eenvoudigweg zijn betekenis.


Een aantal leden van het Besturende Lichaam zei dat als de huidige uitleg niet de juiste was, zij zich afvroegen wat dan de uitleg was van Jezus' uitspraken? Omdat de vraag aan mij gesteld leek, antwoordde ik dat ik dacht dat er een uitleg was die zowel met de Schrift als met de feiten in overeenstemming was. Als er iets gepubliceerd zou worden, dan zou dit niet zomaar een idee moeten zijn, maar zou het zorgvuldig onderzocht en overwogen moeten worden. Ik zei dat er bekwame broeders waren die dat werk zouden kunnen uitvoeren, maar dat zij hiertoe een opdracht van het Besturende Lichaam zouden moeten ontvangen. Ik vroeg of het Besturende Lichaam hierin geïnteresseerd was? Er kwam geen antwoord en de vraag werd terzijde geschoven.


Aan het slot van de discussie gaven verreweg de meeste leden van het Lichaam aan, dat zij vonden dat het jaar 1914 en de leerstelling over "dit geslacht" die ermee verbonden is, benadrukt moest blijven worden. Lyman Swingle, coördinator van het Schrijverscomité, gaf als commentaar: "Als jullie dat willen: goed. Maar op zijn minst weten jullie dat wat 1914 betreft, Jehovah's Getuigen het hele idee - met alles erop en eraan - hebben overgenomen van de Second Adventists."


Wat mij wellicht het meest verontrustte was te weten dat, terwijl de organisatie de broeders aanspoorde een onwrikbaar vertrouwen in de uitleg te hebben, er mannen op verantwoordelijke posities in de organisatie waren die er blijk van hadden gegeven niet het volle vertrouwen te hebben in de voorspellingen gebaseerd op 1914.


Als opmerkelijk voorbeeld hiervan kan genoemd worden dat tijdens de zitting op 17 februari 1975, waarin het Besturende Lichaam de band beluisterde die gemaakt was van de lezing van Fred Franz over 1975, er een discussie ontstond over de onzekerheid van tijdprofetien. Nathan Knorr, de toenmalige president, sprak vrijuit en zei:


"Er zijn een aantal dingen die ik weet - ik weet dat Jehovah God is, dat Christus Jezus zijn Zoon is, dat hij zijn leven heeft gegeven als een loskoopoffer voor ons, dat er een opstanding is. Over andere dingen ben ik niet zo zeker. 1914? - ik weet het niet. We praten er al heel lang over. Misschien hebben we het goed; ik hoop het tenminste."
15


Voetnoot 15:  Dit lijkt niet slechts een tijdelijke gedachte van de kant van president Knorr te zijn geweest, want dezelfde
                      gedachte werd in nagenoeg dezelfde bewoordingen geuit door George Couch, een van zijn naaste
                      medewerkers. Hun beider persoonlijkheid in aanmerking genomen, lijkt het mij waarschijnlijker dat Couch
                      het gezichtspunt had overgenomen van Knorr, in plaats van andersom.


In die zitting werd over het jaar 1975 gesproken. Het kwam dus als een verrassing dat het meer fundamentele jaar 1914 ter sprake kwam. Zoals vermeld, uitte de president deze woorden niet in een persoonlijk gesprek, maar in een officiële zitting van het Besturende Lichaam.


Voordat de belangrijke discussie over 1914 plaatsvond (namelijk in de zitting van het volledige Besturende Lichaam van 14 november 1979), had het Schrijverscomité van het Lichaam in een comitévergadering besproken of het wel raadzaam was 1914 te blijven benadrukken.16 In de comitébespreking werd geopperd dat het misschien beter zou zijn wanneer wij het jaartal niet langer zouden benadrukken. Ik herinner mij dat Karl Klein ons vertelde dat er in het verleden soms werd besloten om over een bepaalde leerstelling een tijdlang niet te schrijven, zodat een eventuele verandering niet zo veel opzien zou baren.


Voetnoot 16:  Het Schrijverscomité bestond toentertijd uit de leden Lloyd Barry, Fred Franz, Raymond Franz, Karl Klein
                       en Lyman Swingle.


Het is opmerkelijk dat het Schrijverscomité unaniem besloot om dat ook voor 1914 te doen. Dit standpunt was echter slechts een kort leven beschoren, want op 14 november 1979 werd in de voltallige zitting van het Besturende Lichaam duidelijk dat de meerderheid het jaartal de gebruikelijke nadruk wilde blijven geven.


Vragen over deze leerstelling beperkten zich niet tot Brooklyn. Dat werd mij duidelijk door een voorval tijdens een reis naar West-Afrika in het najaar van 1979. In Nigeria namen twee leden van het Nigeriaanse bijkantoorcomité en iemand die reeds lang zendeling was mij mee om mij een stuk grond te tonen dat het Genootschap voor de bouw van een nieuw bijkantoor had aangekocht. Op de terugweg vroeg ik wanneer zij verwachtten naar de nieuwe vestiging te kunnen verhuizen. Het antwoord was dat het, met het bouwrijp maken van de grond, het verkrijgen van goedkeuring voor de plannen, het binnenhalen van de noodzakelijke vergunningen, en daarna de eigenlijke bouw, nog wel tot 1983 kon duren voordat men zover zou zijn.


Daarom vroeg ik: "Krijgen jullie geen vragen van de plaatselijke broeders over de tijd die reeds is verstreken vanaf 1914?" Het was even stil en toen zei de bijkantoorcoördinator: "Nee, de Nigeriaanse broeders stellen zelden dat soort vragen - maar WIJ wel." Bijna direct daarop zei de broeder die reeds lang zendeling was: "Broeder Franz, zou het niet kunnen zijn dat Jezus' verwijzing naar 'dit geslacht' alleen betrekking had op de mensen in het verleden die de verwoesting van Jeruzalem hebben meegemaakt? Als dat zo is, dan lijkt alles te kloppen."


Het was zonder meer duidelijk dat hij moeite had met de bestaande leer. Mijn antwoord was eenvoudigweg dat ik dat als mogelijkheid niet uitsloot, maar dat er ten gunste van die gedachte niet veel méér te zeggen viel. Na mijn terugkeer vertelde ik het Besturende Lichaam van dit gesprek, omdat het mij liet zien dat er vragen leefden in de gedachten van mannen over de gehele wereld, gerespecteerde mannen op verantwoordelijke posities. De opmerkingen van de mannen in Nigeria en de manier waarop zij deze naar voren hadden gebracht, gaven duidelijk aan dat zij onderling al over het vraagstuk hadden gesproken vóór mijn bezoek.


Kort na mijn terugkeer uit Afrika, tijdens een zitting op 17 februari 1980, benadrukte Lloyd Barry opnieuw het belang van de leerstelling over 1914 en "dit geslacht". Lyman Swingle zei dat het probleem voor de broeders nog niet was opgelost met datgene dat er in 1978 in "Vragen van Lezers" was gepubliceerd. Albert Schroeder wist te melden dat door broeders op de Gileadschool en op de school voor bijkantoorcomités naar voren was gebracht dat er nu gesproken werd over 1984, omdat in 1984 zeventig jaar sinds 1914 verstreken zouden zijn (aan het getal zeventig werd duidelijk een bijzondere betekenis toegekend). Het Lichaam besloot in de volgende zitting dieper op de zaak in te gaan.


Het Voorzitterscomité, bestaande uit Albert Schroeder (voorzitter), Karl Klein en Grant Suiter, kwam daarin met een hoogst ongewoon rapport ter tafel. Ieder lid van het Besturende Lichaam kreeg een kopie ervan. Kort gesteld, opperden zij dat de uitdrukking "dit geslacht" betrekking moest hebben, niet op de mensen die in 1914 leefden, maar op de mensen die vanaf 1957 leefden, drieënveertig jaar later!

Hier het [vertaalde] materiaal, precies zoals deze drie leden van het Besturende Lichaam het ons verstrekten:

Aan de leden van het Besturende Lichaam -- Op agenda van woensdag 5 mrt. '80

Vraag: Wat is "dit geslacht (genea')"?(Mt. 24:34; Mr. 13:30; Lukas 21:32)  

TDNT (veel commentaren) zeggen: genea' "meestal in de betekenis van
           tijdgenoten". Deel 1, blz. 663

           Bijna alle zeggen genea' verschilt van genos, genos
betekent nageslacht,
                volk, ras. Zie TDNT deel 1 blz. 685 (genos in 1 Petr. 2:9)  


Antwoord
mogelijk verbonden met vraag over Mt. 24:33. Wat wordt bedoeld met:
           "Wanneer gij al deze dingen ziet"?  

           Lange's Commentary (Deel 8) suggereert dat "deze dingen" geen betrekking
              hebben op G.T. 70, noch op de parousia 1914 maar op vzn. 29, 30 de
              verschijnselen aan de hemel die wij nu zien begonnen met het ruimtevaart-
              tijdperk vanaf 1957. In dat geval zou het dan gaan om het huidige mensen-
             geslacht dat leeft sinds 1957.


Drie Delen

           Lange's Commentary verdeelt Matthéüs 24ste hoofdstuk in "drie cycli".
              Zijn 1ste cyclus-- Matt. 24:1-4
                    2de cyclus-- Matt. 24:15-28
                    3de cyclus-- Matt. 24:29-44 (synteleia of besluit)
              (Zie Deel 8 blz. 421, 424 en 427)
              Gebaseerd op Matt. 24:3 vraag in drie delen.  

             The Watchtower en God's Kingdom of a Thousand Years (ka)
               Hebben nu ook Matthéüs 24 zogezegd in drie delen verdeeld


              (1) Matt. 24:3-22 Heeft parallelle vervullingen in 1ste eeuw
                    en heden sinds 1914. (Zie w 75 blz. 273, ka blz. 205)

              (2) Matt. 24:23-28 Periode tot en met Christus' parousia van 1914.
                     (Zie w 75 blz. 275)

              (3) Matt. 24:29-44 "Verschijnselen aan Hemel"zijn letterlijk in vervulling
                     gegaan sinds het ruimtevaarttijdperk in 1957 begon en daarna zodat zij
                     Christus' erkhomenon
(komend als de oordeelsvoltrekker aan het begin
                     van de "grote verdrukking".) omvatten
                         (Zie w 75 blz 276 par. 18; ka blz 323 tot 328)  

"Al deze dingen" zouden moeten slaan op de dingen in het samengestelde teken die
        in de context het dichtst erbij vermeld staan, namelijk de verschijnselen aan
        de hemel van verzen 29 en 30.*   

Als dit waar is:
        Dan zou "dit geslacht" betrekking hebben op de thans levende mensen die in 1957
        onderscheidingsvermogen bezaten.  

*Bevestigd de gedachte van C.T.Russell in Berean Commentary, blz. 217:
         "Genea, mensen levend in deze tijd die getuige zijn van de

          zojuist genoemde tekenen." Deel 4 blz. 604.  

                                                                                Voorzitterscomité,3/3/80

In het jaar 1957 werd de eerste Russische Spoetnik gelanceerd. Blijkbaar vond het Voorzitterscomité dat die gebeurtenis het begin van de vervulling van de volgende woorden van Jezus zou kunnen markeren:


"... de zon [zal] worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt."17


Voetnoot 17:  Matthéüs 24:29.


Gebaseerd op die toepassing luidde hun conclusie:


"Dan zou 'dit geslacht' betrekking hebben op de thans levende mensen die in 1957 onderscheidingsvermogen bezaten."


De drie mannen waren niet met het voorstel gekomen om 1914 los te laten. Het jaartal zou gehandhaafd blijven als het "einde van de tijden der heidenen". Maar "dit geslacht" zou echter pas vanaf 1957 beginnen.


Met het oog op het snel afnemende aantal personen dat tot het geslacht van 1914 behoort, kon met deze nieuwe toepassing van de uitdrukking ongetwijfeld meer worden bereikt dan met de bewering dat een enkeling in een bepaald gedeelte van de Sovjet-Unie wel 130 jaar oud kon worden. Met dit nieuwe beginjaar 1957 kon de periode die door de uitdrukking "dit geslacht" wordt omvat, vergeleken met het beginjaar 1914, met 43 jaren opgeschoven worden.


Wilde een comité een aanbeveling doen, dan was het binnen het Besturende Lichaam vereist dat de leden van dat comité het hierover unaniem eens waren (anders moest men de afzonderlijke gezichtspunten aan het Besturende Lichaam voorleggen). Daarom kan men er zonder meer van uitgaan dat de leden van het Voorzitterscomité het alle drie over de presentatie van het nieuwe idee betreffende 1957 eens waren.


Ik denk dat als men nu over dit voorstel vragen zou stellen, het antwoord zou zijn: "O, het was maar een voorstel." Dat is zo, maar wel een serieus voorstel. Omdat Albert Schroeder, Karl Klein en Grant Suiter zo'n voorstel ten overstaan van het Besturende Lichaam deden, moeten zij persoonlijk bereid zijn geweest deze verandering in te voeren. Als hun geloof en overtuiging ten aanzien van de leerstelling over "dit geslacht" (beginnend vanaf 1914), die al zo lang door het Genootschap werd onderwezen, werkelijk sterk, vast en onaantastbaar waren geweest, dan zouden zij nooit met de door hen voorgestelde nieuwe uitleg naar voren zijn gekomen.


Het Besturende Lichaam nam het nieuwe gezichtspunt, dat door deze leden werd aangedragen, niet over. Uit de opmerkingen bleek dat men het over het algemeen te fantasierijk vond. Het blijft echter een feit dat Schroeder, Klein en Suiter als leden van het Besturende Lichaam hun idee als een serieus voorstel naar voren hadden gebracht, waarmee duidelijk werd dat zij persoonlijk niet volledig overtuigd waren van de deugdelijkheid van de bestaande leerstelling.


Stellige, positieve en krachtige uitspraken over 1914 en "dit geslacht" werden door de "profeet"-organisatie gepubliceerd alsof het bijbelse feiten waren en alle Jehovah's Getuigen werden aangespoord er het volste vertrouwen in te hebben en de boodschap naar andere mensen over de gehele wereld uit te dragen. Blijkbaar met het doel de bezorgdheid te verminderen over de afnemende omvang van het geslacht van 1914, werd in dezelfde uitgave van De Wachttoren waarin werd aangegeven dat de leeftijdsgrens van hen die deel uit maken van dat geslacht, verlaagd kon worden tot tien jaar, tevens gezegd:


"En indien het goddeloze samenstel van deze wereld tot de eeuwwisseling [het jaar 2000] zou blijven bestaan, wat met het oog op de tendensen in de wereld en de vervulling van bijbelse profetieën hoogst onwaarschijnlijk is, zouden er nog steeds overlevenden van het geslacht van de Eerste Wereldoorlog zijn."[18]


Voetnoot 18:  De Wachttoren, 15 januari 1981, blz. 32.


Tegen de eeuwwisseling zullen de tienjarigen van 1914 zesennegentig jaar oud zijn. Het is dus mogelijk dat tegen die tijd een aantal van hen nog in leven is, en blijkbaar vond men dat Jezus' woorden daarmee volledig vervuld waren - aangenomen natuurlijk dat Jezus zijn woorden in het bijzonder tot kinderen van tien jaar oud richtte.


Vandaag de dag wordt niet gesproken van "de tienjarigen" maar wordt eenvoudigweg verwezen naar 'degenen die in 1914 leefden'. Hiermee kunnen natuurlijk ook pasgeboren baby's bedoeld zijn. Op dit moment, in de negentiger jaren en met het derde millennium voor de deur, biedt zo'n formulering slechts nog heel even uitkomst. Zelfs iemand die in 1914 is geboren is thans al in de tachtig.


Ik heb geen idee welk standpunt het Besturende Lichaam in de toekomst ten aanzien van deze zaak zal gaan innemen. Doordat zij 1914 met hernieuwde kracht hebben benadrukt, hebben zij "hun bed geschud" en zijn zij blijkbaar bereid erin te gaan liggen.


Doch de reikwijdte van het geslacht van 1914 blijkt een rustbed te zijn dat te kort is om er geriefelijk in te liggen en de redeneringen, gebruikt om over dat leerstellige "rustbed" te spreiden, zijn als een geweven laken dat te smal is om de naakte feiten te kunnen bedekken.[19]


Voetnoot 19:  De metafoor uit Jesaja 28:20 wordt hier verbonden met het Engelse spreekwoord:
                      As you make your bed so you must lie in it
(Zoals je je bed geschud hebt moet je erin gaan liggen:
                      aan de consequenties van een handelwijze kun je je niet onttrekken.). 


Het is natuurlijk mogelijk dat zij zich op een gegeven moment verplicht zullen voelen een bepaalde aanpassing te maken. Zolang de cijfers wereldwijd tenminste nog enige toename vertonen, betwijfel ik echter of zij dit zullen doen. Ik kan mij nauwelijks indenken dat zij 1957 alsnog zullen invoeren als het beginjaar voor "dit geslacht", zoals was voorgesteld door de leden Schroeder, Klein en Suiter.


Er zijn echter nog andere mogelijkheden. Zij zouden kunnen erkennen dat historische bewijzen aantonen dat de verwoesting van Jeruzalem twintig jaar later heeft plaatsgevonden dan in 607 v.G.T., welk jaartal door het Genootschap wordt aangehouden. Daarmee zouden de tijden der heidenen (uitgaande van 2520 jaar) zich uitstrekken tot ongeveer 1934. Maar omdat er altijd zo enorm veel nadruk is gelegd op 1914 en omdat er, zoals aangetoond, zoveel leerstellingen met dit jaartal zijn verbonden, lijkt ook dat een onwaarschijnlijke stap.


Misschien zal blijken dat het idee van Albert Schroeder om de uitdrukking op de "gezalfde klasse" toe te passen (een idee dat al vele jaren in de organisatie rondgaat) nog het meest aantrekkelijk is. Elk jaar zullen er personen zijn (sommigen nog betrekkelijk jong) die besluiten dat zij tot die "gezalfde" klasse behoren. Dit zou de leerstelling over "dit geslacht" dus qua tijd een bijna onbegrensde uitbreiding geven.


Wat ik wél met zekerheid kan zeggen, is dat ik persoonlijk voor de redeneringen die het Besturende Lichaam volgde, geen begrip kon opbrengen. Ik vond het ronduit tragisch dat een tijdprofetie aan de wereld kon worden verkondigd als een rotsvast gegeven waarin mensen hun vertrouwen konden stellen, waarop zij hun hoop konden vestigen en waarop zij hun levensplannen konden baseren - en vervang "konden" maar gerust door "moesten" - terwijl terzelfdertijd juist diegenen die deze tijdprofetie publiceerden, wisten dat binnen hun eigen collectieve lichaam niet allen even oprecht en vast van de juistheid van die leerstelling overtuigd waren. Wellicht wordt de houding van het Lichaam begrijpelijker als men bedenkt dat de organisatie al decennia lang jaartallen heeft vastgesteld en weer heeft verschoven.


Het moeilijkst voor mij te begrijpen was echter dat de leden van het Voorzitterscomité, Albert Schroeder, Karl Klein en Grant Suiter, binnen ongeveer twee maanden nadat zij hun nieuwe idee over "dit geslacht" naar voren hadden gebracht, de leerstelling dat Christus in 1914 'tegenwoordig' werd, opnamen in een lijst waarmee zij dachten doorslaggevend te kunnen vaststellen of personen (onder wie medewerkers van het hoofdbureau) schuldig waren aan "afvalligheid" om hen op die grond uit te sluiten. Zij deden dit terwijl zij wisten dat zij slechts een aantal maanden daarvoor de leer over "dit geslacht", die hiermee nauw verband houdt, zelf in twijfel hadden getrokken. Maar deze zaak zal in het volgende hoofdstuk ter sprake komen.





© Copyright Raymond Franz



     Menu

Skip Navigation Links.
Collapse HomeHome
Recht op informatie
De Waarheid
Collapse Het Besturende LichaamHet Besturende Lichaam
Collapse Werd het jaar 1914 echt voorspeld?Werd het jaar 1914 echt voorspeld?
Collapse 'Gewetensconflict' - door Raymond Franz'Gewetensconflict' - door Raymond Franz
Collapse Eenheid belangrijker dan waarheid?Eenheid belangrijker dan waarheid?
Collapse Barbara AndersonBarbara Anderson
Collapse Het NGO debâcle met de VNHet NGO debâcle met de VN
Collapse Ingezonden materiaalIngezonden materiaal
Collapse Om over na te denkenOm over na te denken
Contact





   

Freedom 4 ALL

   Informatieplatform Jehovah's Getuigen 

Raymond Franz

Lid van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen van 1971 t/m 1980.

In 1980 trok hij zich uit dit
bestuurslichaam  terug.

Raymond  Franz  geeft een
gedetailleerde beschrijving
van de manier waarop de
leer van het genootschap
tot stand komt.

Gewetensconflict -- Mensen gehoorzamen of God trouw blijven

"Want het rustbed is te kort gebleken om er zich op uit te strekken,
 en zelfs het geweven laken is [te] smal wanneer men zich erin wikkelt
."
- Jesaja 28:20