Een levensveranderende keuze:
Ik werd in 1940 geboren in Long Island, New York, bij Poolse
Katholieke ouders. Toen ik een onervaren en ontevreden veertienjarige was
maakte ik een keuze die de volgende vierenveertig jaar van mijn leven mijn
mogelijkheden om keuzen te maken zou beperken – ik verbond mij met een van
de meest strijdlustige en controversiële groeperingen, Jehovah’s Getuigen,
hetgeen het middelpunt van mijn leven werd. Ik zette mijn hartenwens, een
studie archeologie, opzij vanwege de afkeuring van de religie op het volgen
van hoger onderwijs door haar leden. Evangelistische activiteiten kregen
daarom hogere prioriteit dan onderwijs. Ik nam hun regels in acht voor wat
betreft keuze van vrienden, alleen Jehovah’s Getuigen, alsook keuze van
huwelijkspartner, alleen één van Jehovah’s Getuigen.
Waarom zou een jongere ermee instemmen dat haar leven zo zou worden
gecontroleerd? Op die jonge leeftijd was ik niet alleen idealistisch, maar
ook verveeld. Ik was te jong om enige waardevolle bijdrage te leveren aan de
verbetering van de wereldproblemen maar wilde dat wel wanhopig, een
instelling die me wijd openstelde voor het accepteren van een Bijbelstudie
die door Jehovah’s Getuigen werd aangeboden.
Uiteindelijk beweerden de Getuigen dat ze het goede en slechte konden
uitleggen, evenals andere mysteries van het leven. Spoedig omhelsde ik
ijverig het Getuigengeloof.
Jong, naïef en lichtgelovig, hoe kon ik weten dat mijn geest gemanipuleerd
werd door vakkundig ontworpen indoctrinatiemethodes - bijgeschaafd gedurende
decennia – hetgeen alles wat ik leerde erg overtuigend deed klinken. Alleen
al het gevoel om gewild te zijn door mensen die overtuigend spraken over
dingen waarvan niemand anders iets scheen te weten hield me afhankelijk en
gefascineerd. En een overweldigend gevoel van “hier hoor ik thuis” gaf me de
kracht om weerstand te bieden aan kritische Katholieke familieleden en
vrienden. Na drie maanden van Bijbelstudie was ik blij om met de Getuigen
deel te nemen aan het van-huis-tot-huis predikingswerk, en na negen maanden
samen met mijn moeder gedoopt te worden als één van Jehovah’s Getuigen.
Na twee jaar had mijn ijver minstens vijf volwassenen tot mijn geloof
bekeerd. In 1956, toen ik 16 was, vroeg een Getuigenzendelinge, die
tijdelijk in Long Island woonde voor de tijd dat ze moest wachten op haar
toegangspapieren voor India, om haar in de “pioniersdienst”, of volle-tijd
dienst, te vergezellen gedurende de twee zomermaanden in de buurt van Athens,
Ohio.
Het was in die omgeving dat ongeveer vijftien jaar eerder, gedurende de
Tweede Wereldoorlog, patriottistische mensen de Getuigen insmeerden met pek
en veren vanwege hun weigering om de vlag te groeten en de oorlog te
ondersteunen.
Het was nogal schrikken toen een boze man ons te verstaan gaf zijn erf te
verlaten, want anders zou hij zijn geweer pakken en ons uit de provincie
jagen zoals hij dat jaren daarvoor met Getuigen had gedaan. We lieten ons
geen enkele keer intimideren en gingen gewoon door in onze dienst.
Terugkeren naar school in de herfst was nogal stressvol aangezien ik in de
velddienst wilde zijn, niet mijn dagen verpillend aan het leren over een
wereld die ieder moment kon eindigen. Het was een moeilijke tijd voor me,
maar binnen enkele maanden verhuisde mijn familie naar zuid-Florida waar we
opnieuw contact maakten met de Getuigen en wederom had ik een volledige
groep nieuwe vrienden.
Mijn huwelijk
In 1957, toen ik 17 was, sloot ik me aan bij twee andere meisjes uit Florida
en we accepteerden een predikingstoewijzing in Columbus, Mississippi.
Aangezien we geen parttime werk konden vinden in Columbus, een
universiteitsstad waar alle baantjes door studenten waren ingenomen, gingen
we na drie maanden platzak en ontmoedigd weg.
Liever dan terug te keren naar Florida, besloten we naar New York te gaan
waarvan we wisten dat er vrijwilligers nodig waren op het
wereld-hoofdkwartier van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn, New York.
Daar waren de medewerkers bezig een enorm "1958 Internationaal Congres van
Jehovah’s Getuigen" voor te bereiden dat gehouden zou worden in New York’s
Yankee Stadium en de Polo-Grounds.
We bleven bij Getuigenvrienden in Long Island totdat we een appartement en
parttime baantjes gevonden hadden; daarna reisden we een paar dagen per week
75 km om kantoorwerk te doen op het Brooklyn Hoofdkwartier.
Ik ontmoette Joe Anderson een paar maanden voor het congres in New York.
Zijn moeder, Virginia, en ik bezochten dezelfde gemeente in Hempstead, Long
Island, en zij stelde ons aan elkaar voor.
De grootmoeder van Joe was een Getuige, maar haar toewijding was minimaal;
derhalve waren haar kinderen voor het grootste deel, wat Jehovah’s Getuigen
“randfiguren” noemen.
Toen hij 16 was verhuisden de ouders van Joe vanuit Tampa (Florida) naar
Dallas (Texas) waar zijn moeder de vergaderingen van de Getuigen begon
te bezoeken in de plaatselijke Koninkrijkszaal.
Zijn vader, een intimiderende alcoholist, was volkomen ongeïnteresseerd in
de Getuigen. De ijverige religieuze kameraadschap trok Joe aan en hoewel
zijn twee zusters spoedig de groep verlieten sloot hij zich voor drie jaar
aan bij andere Getuigen om deel te nemen aan het pionierswerk in de omgeving
van Dallas (in die tijd stemden pioniers erin toe om 100 uur per maand
te besteden aan het spreken over de Bijbel met niet-Getuigen; nu is het nog
70 uur. Pioniers hebben gewoonlijk een parttime baan om zichzelf financieel
te onderhouden).
In 1956 deed Joe vrijwilligerswerk en woonde in het Brooklyn Hights gebouw,
bekent bij Getuigen als “Bethel”. Dit is de thuishaven van het wereld
hoofdkwartier van Jehovah’s Getuigen, opererend onder de naam WatchTower
Bible and Tract Society Inc., of New York [“Watchtower Society”], waar hij
van 1956-59 één van de drukpersen bediende. En dit deed Joe toen
ik hem ontmoette in 1958. Nadat we in november 1959 trouwden pionierden we
in West Palm Beach, Florida, totdat ik in verwachting raakte van onze zoon,
Lance, die geboren werd op 14 september 1961.
Toewijding zonder vragen
Mijn echtgenoot diende als presiderende opziener (voorzitter van een lichaam
van ouderlingen) in de gemeente die wij bezochten en stelden een voorbeeld
voor de kudde om te volgen, niet alleen door het woord, maar door de daad
aangezien hij vijfentwintig jaar aan het pionierswerk gewijd heeft.
Als echtpaar waren we zulke ijverige gelovigen dat we door de jaren heen
meer dan tachtig mensen bekeerden tot het geloof.
In 1974 verhuisde ons gezin naar Tennessee waar we samen met enkele
tientallen ander Getuigen van Zuid-Florida een nieuwe gemeente van Jehovah’s
Getuigen oprichtten.
Van het begin af aan heb ik mijn vertrouwen gesteld in de theologie en
invloed van het Wachttoren genootschap omdat zij Bijbelse antwoorden leken
te hebben op eeuwenoude vragen over leven, dood, oorlog en vrede gedurende
de tijd van intense instabiliteit en onzekerheid van de jaren 50, de “schuilkelders
en koude oorlog”-tijd. Terwijl de jaren voorbij gingen was ik
ervan overtuigd de juiste keuze gemaakt te hebben aangezien er voortdurende
escalatie en verontrustende condities waren over de hele aarde waarvan de
Getuigen verkondigden dat dit een duidelijk teken was dat het einde van de
wereld onvermijdelijk was.
Gedurende het midden van de jaren 60 kwamen er berichten, afkomstig van de
leiders van onze organisatie, die zeiden dat 1975 het einde zou zien van dit
huidige samenstel van dingen.
Bezorgd dat we mogelijk niet genoeg voor God deden nam Joe ontslag van zijn
baan bij de Florida Power and Light Company en namen we beiden een parttime
baan omdat we terugkeerden in het pionierswerk. Joe pionierde drie
jaar lang en ik één jaar, hoewel ik doorging met pionieren op een
maandelijkse basis wanneer ik kon. Hoewel de datum 1975 die door Jehovah’s
Getuigen was bepaald voor de komst van de Apocalyps, kwam en ging, werden we
niet afgeschrikt aangezien we te veel geïnvesteerd hadden in de religie om
de handdoek in de ring te gooien.