Het Besturende Lichaam -- hoofdstuk 3, deel 2:  Drie Monarchen
   

        "Jullie weten wat zij doen die de volken besturen: over ze heersen,
         en je weet wat de grote heren doen: macht over ze uitoefenen.   
         Zo moet het bij jullie niet gaan
."  
         Matthéüs 20:25, 26, Groot Nieuws Bijbel
.

 

De geschiedenis van Jehovah's Getuigen begon toen de eerste uitgave van het tijdschrift Zion's Watch Tower op 1 juli 1879 tot stand kwam. De corporatie, de Watch Tower Bible and Tract Society, werd in 1881 opgericht en kreeg in 1884 rechtspersoonlijkheid. Er kan naar waarheid worden gezegd dat in die tijd het Besturende Lichaam van diegenen die bij de Watch Tower waren aangesloten niet door de corporatie werd 'geregeld, beheerst of bestuurd' (om de woorden van de vice-president te gebruiken). Dit was niet het geval, en kón in feite niet het geval zijn om de eenvoudige reden dat er geen "besturend lichaam" bestond.
 

Charles Taze Russell zelf begon Zion's Watch Tower uit te geven als zijn eigen tijdschrift en was de enige redacteur ervan. Gedurende zijn leven werd hij door al degenen die met de Watch Tower Society waren verbonden als hun enige ware "pastor" aanvaard. Het was natuurlijk zo dat het eenmaal gevormde Genootschap een Bestuursraad had (Russells vrouw Maria maakte hier aanvankelijk deel van uit). Maar die Bestuursraad werd niet gezien als een besturend lichaam, noch functioneerde deze als zodanig. Toch wordt in De Wachttoren van 1 april 1972 op bladzijde 216 deze uitspraak gedaan:

 

  "Volgens de beschikbare feiten was het besturende lichaam nauw verbonden met de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania. C.T. Russell behoorde destijds, in de laatste vijfentwintig jaar van de negentiende eeuw, duidelijk tot dat besturende lichaam."

 

Wat laten de "beschikbare feiten" in werkelijkheid zien? In een speciale uitgave van Zion's Watch Tower van 25 april 1894, bladzijde 59, merkt Russell zelf over de Bestuursraad op:

 

  "Daar wij tot op 1 december 1893, van een totaal van drienzestighonderddrientachtig (6.383), zevenendertighonderdvijf (3.705) aandelen bezitten waaraan stemrecht is verbonden, kiezen zuster Russell en ikzelf natuurlijk, de functionarissen, en hebben daarmee de volledige zeggenschap over het Genootschap; en aldus werd het volledig van aanvang af door de bestuurders begrepen. Pas na ons overlijden, zo was duidelijk, zouden zij hun functie opnemen."17


Voetnoot 17:  Mevrouw Russell trok zich in oktober 1886 vanwege onenigheid met haar man als mede-redacteur van
                      Zion's Watch Tower terug, en vanaf 9 november 1897 leefde zij van hem gescheiden. Zij bleef echter
                      tot 12 februari 1900 bestuurder van het Genootschap. In 1906 scheidde zij officieel van haar man.


Dat Russell de bestuurders (of wie dan ook) duidelijk niet zag als besturend lichaam naast hem, is zonneklaar vanwege de koers die hij consequent volgde. In Zion's Watch Tower van 1 maart 1923 wordt op bladzijde 68 gezegd:

 

  "Wanneer anderen vroegen: Wie is deze getrouwe en beleidvolle slaaf? - antwoordde broeder Russell vaak: 'Sommigen zeggen dat ik dat ben, terwijl anderen zeggen dat die slaaf het Genootschap is.'"

In het artikel wordt dan gesteld:

  "Beide uitspraken waren juist. Broeder Russell was in feite het Genootschap in de meest absolute zin van het woord, en wel daarom omdat hij het beleid en de koers van het Genootschap bepaalde, zonder aan welke persoon op aarde dan ook rekenschap af te leggen. Hij vroeg soms advies aan anderen die met het Genootschap verbonden waren en luisterde naar hun suggesties. Vervolgens deed hij naar zijn eigen oordeel, gelovend dat de Heer hem aldus liet doen."

 

  Als antwoord op een vraag van een aantal lezers van Zion's Watch Tower, schreef Russell in 1906:


"Nee, de waarheden die ik, als Gods woordvoerder, voorleg, werden niet in visioenen of dromen, noch door Gods hoorbare stem geopenbaard, noch ook alle tegelijkertijd, maar geleidelijk, vooral sinds 1870, en in het bijzonder sinds 1880. Evenmin is deze duidelijke ontplooiing van de waarheid te danken aan enig menselijk vernuft of scherpzinnig inzicht, maar aan het eenvoudige feit dat Gods bestemde tijd is aangebroken; en als ik niet sprak, en er geen andere spreekbuis kon worden gevonden, zouden zelfs de stenen het uitroepen.18


Voetnoot 18:  Zion's Watch Tower, 15 juli 1906, blz. 229.
                     
[Zie ook Jehovah's Getuigen - Verkondigers van Gods Koninkrijk, blz. 143 - vert.]


  Omdat hij geloofde dat hij "Gods woordvoerder" was en zijn spreekbuis ter openbaring van waarheid, is het begrijpelijk dat hij niet het belang inzag van een besturend lichaam. Een jaar na deze uitspraak stelde Russell zijn "testament en uiterste wilsbeschikking" op, die in het tijdschrift Zion's Watch Tower van 1 december 1916, volgend op zijn overlijden dat jaar, werd gepubliceerd. De volledige tekst hiervan is in de Appendix afgedrukt omdat er geen duidelijker bewijs is van het absolute toezicht dat Charles Russell over het tijdschrift Zion's Watch Tower uitoefende. Hier kunnen wij volstaan met de weergave van de tweede paragraaf:19

Voetnoot 19:  Behalve in Zion's Watch Tower, werd Russells wilsbeschikking ook gepubliceerd in uitgaven van het
                      tijdschrift in een aantal andere Europese talen, o.a. in het Duits, maar niet in het Nederlands.


"Echter, gelet op het feit dat ik het blad ZION'S WATCH TOWER, de OLD THEOLOGY QUARTERLY en de auteursrechten van de boeken MILLENNIAL DAWN SCRIPTURE STUDIES en verscheidene andere brochures, zangbundels, etc., heb geschonken aan de WATCH TOWER BIBLE AND TRACT SOCIETY nadat expliciet duidelijk was dat ik gedurende mijn leven de volledige zeggenschap over al de belangen van deze publicaties diende te hebben en dat zij na mijn heengaan volgens mijn wensen dienden te worden bestuurd, zet ik hierbij mijn genoemde wensen - mijn desbetreffende wilsbeschikking - als volgt uiteen:..."


Ofschoon hij het tijdschrift Zion's Watch Tower aan de corporatie schonk (bij het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid in 1884), beschouwde hij het duidelijk als zijn tijdschrift dat diende te worden gepubliceerd zoals hij dat wilde, zelfs na zijn dood. Hij bepaalde dat na zijn overlijden een redactiecomité van vijf mannen, die persoonlijk door hem waren aangewezen en bij naam waren genoemd, de volledige verantwoording voor het tijdschrift diende te verkrijgen.20 Tevens vermaakte hij bij zijn heengaan al zijn aandelen in de corporatie waarop stemrecht rustte aan vijf vrouwen die door hem als gevolmachtigden bij naam werden genoemd. Hij bepaalde dat, voor het geval een bepaald lid van het Redactiecomité zou moeten worden aangeklaagd en berecht, deze vrouwen, tezamen met de andere gevolmachtigden van de corporatie (duidelijk de bestuurders) en de andere leden van het Redactiecomité, zouden moeten optreden als gerechtsraad die zou beslissen in de zaak van het beschuldigde lid van het Redactiecomité.21

Voetnoot 20:  Russell plaatste Rutherford niet bij deze vijf, maar in een tweede groepje van vijf mannen als
                      plaatsvervangers, mochten de omstandigheden dat vereisen.

Voetnoot 21:  Het boek Jehovah's Witnesses in the Divine Purpose, uitgegeven in 1959, vermeldt op blz. 64 dat
                      volgens de wet Russells stemaandelen na zijn dood niet meer geldig waren.


Aangezien één persoon geen collectief lichaam kan vormen, laten de feiten zien dat er gedurende het leven van C.T. Russell, dat wil zeggen tot aan 1916, absoluut geen besturend lichaam bestond. Dat bleef zo gedurende het presidentschap van zijn opvolger, Joseph F. Rutherford. Men zou kunnen denken dat de leden van het Redactiecomité, tezamen met de Bestuursraad, zo'n besturend lichaam hebben gevormd. De feiten laten echter zien dat deze veronderstelling niet juist is.

 
  Tijdens de jaarvergadering van de corporatie in januari 1917 werd Rutherford tot president gekozen als opvolger van Russell. Rutherford was nog maar kort president, toen vier van de zeven bestuurders (een meerderheid) zich verzetten tegen wat zij als een eigenmachtige actie van de kant van de president zagen. Hij hield geen rekening met de Bestuursraad en werkte niet met hen als lichaam samen, maar handelde eenzijdig. Daarbij lichtte hij hen pas achteraf over zijn beslissingen in.


Zij waren van mening dat dit op geen enkele wijze overeenstemde met de koers die pastor Russell, de "getrouwe en beleidvolle slaaf", had uitgezet. De bezwaren die zij hadden, leidden ertoe dat zij resoluut werden afgezet.22

Voetnoot 22:  Kenmerkend voor Rutherfords manier van optreden was zijn besluit een boek uit te geven, getiteld
                      The Finished Mystery. Dit boek werd gepresenteerd als het 'postume werk van Russell', maar in
                      werkelijkheid was het geschreven door Clayton J. Woodworth en George H. Fisher. Rutherford had niet
                      alleen nagelaten de bestuurders over het schrijven van het boek te raadplegen, maar bovendien wisten
                      zij niet dat het uitgegeven zou worden totdat Rutherford het ten overstaan van de "Bethelfamilie" (de
                      medewerkers van het hoofdbureau) vrijgaf. Latere Wachttorenpublicaties, met inbegrip van het boek
                      Jehovah's Witnesses in the Divine Purpose (bladzijden 71 en 72), wekken de indruk dat dít de aanleiding
                      en de belangrijkste reden voor de bezwaren van de vier bestuurders waren. De feiten worden hiermee
                      geweld aangedaan, omdat Rutherford het ontslag van deze vier mannen als bestuurders bekendmaakte
                      op dezelfde dag (17 juli 1917) als waarop hij het boek The Finished Mystery aan de medewerkers van het
                      hoofdbureau presenteerde. De bekendmaking van het ontslag van de bestuurders vond zelfs plaats
                      voorafgaand aan de presentatie van het boek.

 

Rutherford ontdekte dat de benoeming van deze vier mannen als bestuurders nooit op de jaarvergadering van de corporatie was bekrachtigd, ofschoon zij door Russell persoonlijk als bestuurders voor het leven waren aangesteld. Volgens A.H. MacMillan, destijds een vooraanstaand medewerker van het hoofdbureau, pleegde Rutherford overleg met een externe advocaat die bevestigde dat het - althans juridisch bezien - mogelijk was de mannen om deze reden te ontslaan.23

Voetnoot 23:  A.H. MacMillan, Faith on the March (Englewood Cliffs: Prentice-Hall, Inc. 1957), blz. 80.
                     
Het voorwoord van dit boek werd geschreven door N.H. Knorr.


Rutherford kon dus kiezen. Hij kon aan de bezwaren van de meerderheid van de Bestuursraad tegemoet komen en zich in het vervolg anders opstellen. (Als hij deze mannen had gezien als de meerderheid van een "Besturend Lichaam", zoals bedoeld in De Wachttoren van 1972, zou hij moreel verplicht zijn geweest dit te doen.) Of hij kon het genoemde juridische aspect in zijn voordeel laten werken en zijn autoriteit als president gebruiken om de bestuurders die het niet met hem eens waren, te ontslaan.
 

Hij koos voor het laatste en stelde, ter vervanging van hen, door hemzelf verkozen bestuurders aan.

Wat gebeurde er met het Redactiecomité? The Watchtower van 15 juni 1938, bladzijde 185, laat zien dat in 1925 de meerderheid van dit comité "ernstige bezwaren" had tegen publicatie van een artikel getiteld "The Birth of The Nation" ("De geboorte van de natie", d.w.z.: "Het koninkrijk is in werking getreden [in 1914]".). The Watchtower vermeldt wat er met hen gebeurde:

 

  "...maar door de genade des Heren werd het [artikel] gepubliceerd en dat markeerde het begin van het einde van het Redactiecomité, waarmee werd aangegeven dat de Heer zelf zijn organisatie leidt."

 

  Het Redactiecomité was nu ontbonden. Rutherford had op effectieve wijze alle oppositie tegen zijn alleenzeggenschap weggenomen.


Het is interessant op te merken dat gedurende deze hele periode niet alleen het boek The Finished Mystery (een belangrijke twistappel in 1917), maar ook het tijdschrift Zion's Watch Tower, duidelijk had onderwezen dat pastor Russell inderdaad de "getrouwe en beleidvolle slaaf" was naar wie in de Schrift was vooruitgewezen en die "door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld".24

Voetnoot 24:  Zie The Finished Mystery, blz. 4 en 11; Zion's Watch Tower van 1 maart 1922, blz. 72 en 73;
                      1 mei 1922, blz. 131; 1 maart 1923, blz. 67 en 68.


De wijze waarop deze lering werd gebruikt om op ieders volledige onderwerping aan te dringen, wordt treffend geïllustreerd door de volgende uitspraken in Zion's Watch Tower van 1 mei 1922, bladzijde 132, onder de paragraaf getiteld "Trouw betekent loyaliteit":


 

"Trouw te zijn betekent loyaal te zijn. Loyaal aan de Heer te zijn betekent gehoorzaam aan de Heer te zijn. Het gekozen instrument van de Heer los te laten of te verwerpen betekent de Heer zelf los te laten of te verwerpen, volgens het beginsel dat hij die de slaaf afwijst die door de meester is gezonden, daarmee de meester afwijst.

Er is vandaag de dag niemand in de tegenwoordige waarheid die in eerlijkheid kan zeggen dat hij kennis van het goddelijk plan heeft ontvangen uit een andere bron dan door de dienst van broeder Russell, direct dan wel indirect. Door zijn profeet Ezechiël voorzei Jehovah dat er een slaaf zou optreden. Hij beschreef deze als iemand die in linnen was gekleed, aan zijn zijde een schrijvers-inkthoorn droeg en was afgevaardigd om door de stad (de christenheid) te trekken om diegenen die zuchtten te vertroosten door hun geest te verlichten ten aanzien van Gods grootse plan. Opgemerkt moet worden dat deze gunst niet verleend werd door een mens, maar door de Heer zelf. Doch in overeenstemming met Gods regeling gebruikte hij een mens. De mens die dat ambt door de genade van de Heer vervulde, was broeder Russell."

  In een artikel getiteld: "Loyaliteit op de proef gesteld", gepubliceerd in Zion's Watch Tower van 1 maart 1923, bladzijden 68 en 71, werd conformeren aan Russells leringen en methoden wederom gelijkgesteld aan conformeren aan de wil van de Heer:

"Wij geloven dat allen die zich thans in de tegenwoordige waarheid verheugen, zullen toegeven dat broeder Russell getrouw de taak vervulde van de bijzondere slaaf des Heren; en dat hij over alle bezittingen van de Heer werd aangesteld."  
"Iedere mede-slaaf heeft zijn bekwaamheid of vermogen getoond en heeft dit vermeerderd in de mate waarin hij zich vreugdevol aan de wil des Heren heeft onderworpen, door te werken op de oogstvelden des Heren in overeenstemming met de weg des Heren, waarbij de Heer broeder Russell gebruikte om die weg aan te geven, omdat broeder Russell het ambt bekleedde van de 'getrouwe en beleidvolle slaaf'. Hij deed het werk des Heren overeenkomstig de weg des Heren. Indien broeder Russell dus het werk deed overeenkomstig de weg des Heren, is iedere andere weg om dit te doen tegengesteld aan de weg des Heren en zou dientengevolge niet het getrouw behartigen van de belangen van het koninkrijk des Heren kunnen zijn."

Het was zeer duidelijk waar het om ging. Men kon zich óf loyaal opstellen met de leringen en methoden van degene die "door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld" [Russell] en zich eraan conformeren, óf men kon zich schuldig maken aan het verwerpen van Christus Jezus en dientengevolge een afvallige worden. Zelden werd er een krachtiger pleidooi gehouden ten gunste van menselijke autoriteit. 

Des te opmerkelijker is het dat Russells persoonlijke keuze van mannen in het ambt van opziener en de andere voorzieningen die hij tijdens zijn leven trof, binnen enkele jaren na zijn dood en gedurende juist die periode waarin de aanspraken werden gedaan dat Russell de "slaaf" was, door de nieuwe president opzij werden gezet. De uitspraken die Russell in zijn testament deed, werden als geen rechtskracht hebbend terzijde geschoven, en klaarblijkelijk werden zij ook op morele grond niet bindend geacht. In The Watchtower van 15 december 1931 staat hierover op bladzijde 376:
 

  "De algemeen bekende feiten die passen op de profetische woorden van Jezus, zijn de volgende: In 1914 plaatste Jehovah zijn Koning op zijn troon. De drie en een half jaar die daar onmiddellijk op volgden, verschaften de gelegenheid om diegenen die de oproep tot het koninkrijk beantwoord hadden, op hun zelfzuchtigheid of onzelfzuchtigheid te beproeven. In 1916 stierf de president van de Watch Tower Bible and Tract Society. Er werd een handgeschreven document gevonden dat hij had ondertekend en dat zijn 'testament en uiterste wilsbeschikking' werd genoemd, maar dat in feite geen wilsbeschikking was. Het bleek toen dat broeder Russell enige jaren voor zijn dood tot de conclusie was gekomen dat hij zo'n wilsbeschikking niet kon opstellen. Het werk van Gods organisatie is niet aan het toezicht van een mens onderworpen en dient niet bestuurd te worden door de wil van enig schepsel. Het was daarom niet mogelijk het werk van het Genootschap tot glorie en eer des Heren voort te zetten op de wijze aangegeven in dat handgeschreven document, geheten een 'wilsbeschikking'".

 

  Slechts acht jaar daarvoor had Zion's Watch Tower, het "kanaal des Heren", nadrukkelijk gesteld dat Russell "het werk des Heren overeenkomstig de weg des Heren" deed, en dat daarom "iedere andere weg om dit te doen tegengesteld aan de weg des Heren" was. Nu, acht jaar later, werden allen die bezwaar maakten tegen het feit dat Rutherford de aanwijzingen terzijde schoof die waren gegeven door degene van wie Zion's Watch Tower zo stellig had betoogd dat hij de "getrouwe en beleidvolle slaaf" was, afgeschilderd als personen die door kwaadwilligheid en wrok worden gedreven - als werkers der ongerechtigheid:

"De uitgezifte of verworpen klasse weent en jammert echter en zij stelt zich tandenknarsend jegens de broeders op, want zij zeggen: 'Broeder Russells wilsbeschikking wordt genegeerd en The Watchtower wordt niet uitgegeven zoals hij aangegeven heeft', en zij heffen hun handen op in heilige ontzetting en vergieten krokodillentranen omdat des Heren organisatie op aarde niet in overeenstemming met de wilsbeschikking van een mens wordt gebruikt. Met andere woorden, zij gebruiken deze voorwendselen als grond voor hun wenen en gehuil en hun kommer. Zij jammeren, klagen en wenen, daar zij niet de leiding van het Genootschap in handen hebben. Zij stellen zich tandenknarsend op jegens degenen die in het werk des Heren betrokken zijn, en brengen alle soorten kwaadwilligheid, wrok en leugenachtigheid voort jegens degenen die zij eens hun broeders noemden. Judas noemt dezelfde klasse, en zijn woorden leggen met stelligheid de tijd vast waarin dit jammeren en wenen begint, te weten de tijd dat de Heer Jezus Christus tot de tempel van Jehovah komt om te oordelen. Hij zegt: 'Deze zijn murmureerders, klagers over hunnen staat, wandelende naar hunne begeerlijkheden [zelfzuchtige verlangens]; en hun mond spreekt zeer opgeblazene dingen [bewerende zelf Gods begunstigden te zijn], verwonderende zich over de personen om des voordeels wil [met andere woorden, zij betuigen hun bewondering voor personen en vragen om zelf bewonderd te worden, en hun gedrag en handelwijze komt precies met de woorden van de apostel overeen].' Zij gebruiken grote woorden om voor te geven dat zij een mens, namelijk broeder Russell, liefhebben en toegewijd zijn, maar zij doen dit zeer duidelijk met de bedoeling bepaald zelfzuchtig voordeel te behalen.

De bedoeling van het bespreken van deze dingen, en overduidelijk de bedoeling van de Heer die zijn volk hierin begrip schenkt, is om dit volk in staat te stellen zulke werkers der ongerechtigheid te mijden."25

Voetnoot 25:  De hierin aangehaalde schriftplaats is Judas vers 16, Statenvertaling.

Het is moeilijk een dergelijke grillige, onevenwichtige, onjuiste koers te verklaren. Toch werd verondersteld dat dit het kanaal was dat door de Heer Jezus Christus zó waardig was bevonden dat hij uitsluitend door middel van dit kanaal aan mensen op aarde leiding gaf.

In werkelijkheid was het Rutherford die zo tegen 1925 de zeggenschap over het Genootschap in handen had. In de jaren die volgden werd zijn macht over alle lagen van de organisatie alleen nog maar versterkt.26

Voetnoot 26:  A.H. MacMillan schrijft in Faith on the March (blz. 152): "Russell liet het meer aan het individu over zijn
                      eigen verantwoordelijkheid te dragen.... Rutherford wenste eenheid te brengen in het predikingswerk, en
                      geleidelijk aan begon hij de belangrijkste woordvoerder van de organisatie te worden, in plaats van ieder
                      individu de gelegenheid te geven zijn eigen mening naar voren te brengen en zelf te bepalen wat hij dacht
                      dat juist was en naar zijn eigen inzicht te handelen. Hij was van mening dat de boodschap het beste op deze
                      manier, zonder tegenstrijdigheden, verspreid kon worden."

Dit hield onder andere in dat hij de volledige zeggenschap had over datgene dat via het kanaal de Wachttoren, en andere publicaties die werden gebruikt om geestelijk voedsel aan de gemeenten over de gehele aarde te verstrekken, werd gepubliceerd. Ik herinner me dat mijn oom mij een keer in zijn kantoor over een voorval vertelde waarbij Rutherford een bepaalde kwestie (een nieuw gezichtspunt) aan de Bethelfamilie ter discussie voorlegde.27 Mijn oom vertelde dat hij in de discussie aangaf zich op schriftuurlijke gronden niet achter het nieuwe gezichtspunt te kunnen opstellen. Hij zei dat president Rutherford hem achteraf persoonlijk had aangesteld om materiaal ter ondersteuning van deze nieuwe zienswijze voor te bereiden, ofschoon hij, Fred Franz, duidelijk had gemaakt dat hij het als niet-schriftuurlijk beschouwde.

Voetnoot 27:  Het punt waar het om ging was ofwel het nieuwe gezichtspunt dat de "hogere machten" van Romeinen 13:1
                      niet de regeringsmachten der aarde waren, maar Jehovah God en Jezus Christus, ofwel de beslissing met
                      betrekking tot het opheffen van de lichamen van ouderlingen; welke van de twee kan ik mij nu niet meer
                      herinneren.

Bij een andere gelegenheid vertelde hij dat de "Rechter" (Rutherford) het later tijdens zijn presidentschap tot regel maakte dat de Wachttoren alleen artikelen zou bevatten die profetieën of het predikingswerk benadrukten. Om die reden verschenen er in het tijdschrift jarenlang eenvoudigweg geen artikelen meer over onderwerpen als liefde, goedheid, barmhartigheid, lankmoedigheid en soortgelijke eigenschappen.
 

Gedurende de bijna zestig jaar waarin Russell en Rutherford president waren, handelden zij in het uitoefenen van hun macht naar eigen goeddunken. Van een besturend lichaam was hoe dan ook geen sprake.
 

Toen rechter Rutherford op 8 januari 1942 stierf, werd Nathan H. Knorr unaniem door de Bestuursraad tot president gekozen. De structuur van de organisatie bleef in hoofdlijnen dezelfde, ofschoon er een paar aanpassingen werden gedaan die betekenden dat Knorr enige verantwoordelijkheid uit handen gaf. (De omstandigheden dwongen hem hier in feite toe, omdat het aantal Getuigen uitgroeide van slechts 108.000 ten tijde van Rutherfords dood, tot meer dan twee miljoen tijdens Knorrs presidentschap.) Daar hij geen schrijver was en evenmin een bijbelkenner, verliet Knorr zich op Fred Franz (de vice-president) en gaf hem min of meer het beslissende woord in schriftuurlijke aangelegenheden.
Ook was hij de voornaamste schrijver van de organisatie. Vraagstukken zoals die welke tijdens de zittingen van het Besturende Lichaam aan de orde kwamen (en die al eerder in dit hoofdstuk zijn genoemd), werden tientallen jaren lang ter beslissing aan Fred Franz voorgelegd.
Als president Knorr het idee had dat de beslissing belangrijke gevolgen kon hebben voor het functioneren van de organisatie in bepaalde landen van de wereld, besprak hij dit in het algemeen persoonlijk met Fred Franz. Hij aarzelde niet hem duidelijk te maken hoe er naar zijn mening onder de gegeven omstandigheden op pragmatische wijze opgetreden diende te worden en schoof daarbij de mening van de vice-president zonodig terzijde.
Zoals eerder opgemerkt, en geïllustreerd door de beslissing om weer lichamen van ouderlingen in de gemeenten aan te stellen, bleef deze relatie tot in de jaren zeventig bestaan. Die bijzondere beslissing leunde sterk op de zienswijze en de mening van één persoon, de vice-president, en toen deze zijn mening herzag en de terugkeer van lichamen van ouderlingen voorstond, stemde de president daarmee in.
 

Hetzelfde gold in principe voor al het gepubliceerde materiaal. De president selecteerde de hoofdartikelen voor de Wachttoren uit materiaal waarin door verscheidene schrijvers werd voorzien. Hij stuurde dit vervolgens ter beoordeling naar de schrijfafdeling door en liet het zonodig corrigeren en bijwerken. Tenslotte werd het door de vice-president en de president gelezen en, na goedkeuring, gepubliceerd. Karl Adams, die hoofd was van de schrijfafdeling toen ik daar in 1965 arriveerde, legde mij uit dat de afdeling van de president tegen die tijd aanzienlijke vrijheid in het bewerken van dergelijk materiaal had verkregen. Hij wees op één uitzondering, namelijk materiaal dat door de vice-president was geschreven, en zei: "Wat van broeder Franz komt wordt beschouwd als 'klaar voor publicatie', zonder aanpassingen."

Maar ook hier kon de president ingrijpen.

Ter illustratie: in 1967 zond president Knorr aan Karl Adams, Ed Dunlap en mij kopieën van een "Vraag van lezers".28

Voetnoot 28:  Van de drie personen die kopien ontvingen, was ik de enige die beleed van de "gezalfde" klasse te zijn,
                      en dat al vanaf 1946.

Deze was door Fred Franz behandeld en zou worden gepubliceerd. Een jaar daarvoor was er een boek uitgegeven waarvan Fred Franz auteur was en waarin werd uiteengezet dat het jaar 1975 het einde zou markeren van 6000 jaar menselijke geschiedenis. Hij had daarin deze 6000 jaar gelijkgesteld aan zes dagen van ieder duizend jaar:

"Binnen niet al te veel jaren binnen ons eigen geslacht bereiken wij dus wat Jehovah God als de zevende dag van 's mensen bestaan zou kunnen beschouwen." "Hoe passend zou het zijn indien Jehovah God deze komende zevende periode van duizend jaar tot een sabbatperiode van rust en verlossing zou maken, een grote jubeljaarsabbat voor het uitroepen van een vrijlating op de gehele aarde voor al haar bewoners! Dit zou voor de mensheid prachtig op tijd komen. Het zou ook vanuit Gods standpunt zeer passend zijn, want, houd in gedachten, de mensheid heeft nog voor de boeg wat in het laatste boek van de bijbel de duizend jaar durende regering van Jezus Christus over de aarde, het millennium, wordt genoemd. Profetisch zei Jezus Christus, toen hij negentien eeuwen geleden op aarde was, over zichzelf: 'Want de Zoon des mensen is Heer van de sabbat' (Matthéüs 12:8).

Het zou niet louter een kwestie van toeval zijn maar het zou in overeenstemming zijn met het liefdevolle voornemen van Jehovah God indien de regering van Jezus Christus, de 'Heer van de sabbat', parallel zou lopen met het zevende millennium van 's mensen bestaan."29

Voetnoot 29:  Eeuwig leven - in de vrijheid van de zonen Gods, uitgegeven in 1968, blz. 30 en 31. [In het Engels
                      uitgegeven in 1966 - vert.]

Tientallen jaren lang was er onder Jehovah's Getuigen niet zo'n gevoel van opwinding ontstaan als door deze uitspraken werd opgewekt. Er ontwikkelde zich een geweldige golf van verwachting, die ver uitsteeg boven het gevoel van het naderende einde dat ik en anderen in het begin van de jaren veertig hadden ervaren.
 

Daarom waren wij verbaasd te zien dat in de "Vraag van lezers" die Fred Franz had uitgewerkt, betoogd werd dat het einde van de 6000 jaar in feite één jaar eerder zou komen dan zojuist in het nieuwe boek was gepubliceerd, namelijk in 1974 in plaats van in 1975. Knorr vertelde Karl Adams dat hij, toen hij het materiaal ontving, naar Fred Franz ging en naar de reden van de plotselinge verandering vroeg. Franz antwoordde met stelligheid: "Zo is het nu eenmaal. Het is 1974."
 

Knorr voelde zich met de verandering niet op zijn gemak. Hij zond ons drieën kopieën met het verzoek om individueel onze opmerkingen te geven. De argumentatie van de vice-president was bijna geheel gebaseerd op het gebruik van een hoofdtelwoord en een rangtelwoord in het verslag van de vloed in Genesis hoofdstuk zeven, de verzen 6 en 11 ("zeshonderd jaar" in plaats van het "zeshonderdste jaar"). Hij trachtte aan te tonen dat de chronologie, wat de vloed betreft en uiteengezet in het nieuwe boek, er één jaar naast zat en er ter correctie één extra jaar diende te worden toegevoegd, zodat het einde van de 6000 jaar één jaar eerder zou komen, namelijk in 1974 in plaats van in 1975.

 

Met alle respect schreef ieder van ons dat wij vonden dat het materiaal niet gepubliceerd zou moeten worden omdat het een buitengewoon verwarrend effect op de broeders zou hebben.30 De president was het hier kennelijk mee eens omdat het door de vice-president geschrevene nooit is gepubliceerd. Dit was iets dat maar zelden voorkwam.


Voetnoot 30:  Ik wees erop dat de argumentatie hoofdzakelijk was gebaseerd op een gedeelte van de Schrift waarover
                      men weinig met stelligheid kan beweren en dat de redenen die voor de wijziging werden gegeven op zijn
                      best gezegd aan de magere kant waren.


Gedurende het presidentschap van Knorr begon men de term "besturend lichaam" met enige regelmaat te gebruiken.31


Voetnoot 31:  In The Watchtower van 1 juni 1938, blz. 168, in een artikel over "organisatie", werden de uitdrukkingen
                      "centraal lichaam" en "centrale autoriteit" slechts gebruikt voor het lichaam van apostelen en degenen die
                      daar direct mee verbonden waren. Ze werden niet op de huidige tijd van toepassing gebracht.
                      De uitdrukking "besturende lichaam" werd in zijn huidige betekenis voor het eerst gebruikt in
                      The Watchtower van 15 oktober 1944, blz. 315, en 1 november 1944, blz. 328-333.


In de lectuur werd zo'n lichaam nu in verband gebracht met de Bestuursraad van het Wachttorengenootschap. In het boek Bekwaam gemaakt tot de predikingsdienst, bladzijde 354, (in het Engels door het Genootschap uitgegeven in 1955) komt de uitspraak voor:


"Sinds de Heer tot zijn tempel is gekomen, is het zichtbare besturende lichaam in het bijzonder vereenzelvigd geworden met de bestuursraad van deze corporatie."

 

  De zeven leden van de Bestuursraad werden dus gezien als de zeven leden van het "Besturende Lichaam".

Het is echter een feit dat hun situatie eigenlijk meer overeenkwam met die van de bestuurders in de dagen van Russell en Rutherford.


Dit blijkt uit een boek van Marley Cole.32


Voetnoot 32:  Marley Cole, Jehovah's Witnesses - The New World Society (New York: Vantage Press, 1955), blz. 86-89.
                     
Cole, een Getuige, schreef dit boek (met volledige medewerking van het Genootschap) alsof hij een
                      niet-Getuige was die een objectief verslag geeft. Het idee was dat het boek, door het bij een externe
                      uitgever te publiceren, personen zou bereiken die normaal geen lectuur van het Genootschap zouden
                      aannemen. Het was dus een vorm van public-relations tactiek.


 In een gedeelte onder het kopje "Interne opstand", beschrijft hij eerst de controverse tussen Rutherford en de Bestuursraad in 1917:


"Vier bestuursleden wilden een reorganisatie.... Zoals de zaken er voor stonden was de president het bestuur. Hij raadpleegde hen niet. Hij informeerde hen pas achteraf over hetgeen hij had gedaan. Hij plaatste hen in de positie van adviseurs in de wettelijke aangelegenheden van de corporatie. Rutherford maakte er geen geheim van dat hij het was die de beslissingen nam. De pastor vóór hem [Russell] ging ook zo te werk. De pastor gaf bestuurlijke opdrachten zonder vooraf de goedkeuring van de Bestuursraad te vragen."


In een zegt Cole vervolgens:

 

"Dat de hem opvolgende president van het Genootschap eveneens in zulke onbegrensde vrijheid handelde, kan worden gezien uit het volgende verslag van de handelwijze van N.H. Knorr met betrekking tot het tot stand komen van een nieuwe bijbelvertaling."33


Voetnoot 33:  Idem, blz. 88

 

The Watchtower van 15 september 1950, bladzijden 315 en 316, wordt dan door Cole aangehaald. Hieruit blijkt dat de president de Bestuursraad pas over het bestaan van de Nieuwe-Wereldvertaling (waarschijnlijk een van de grootste projecten die ooit door de organisatie is ondernomen) inlichtte toen de vertaling van de Griekse Geschriften al was voltooid en klaar was voor publicatie.
 

Tot aan 1971, het jaar waarin de lezing werd gegeven over de "staart die met de hond kwispelt", vergaderde de Bestuursraad niet op regelmatige basis, maar alleen wanneer de president besloot deze bijeen te roepen. Soms gingen maanden voorbij zonder een enkele vergadering, en op de agenda stonden hoofdzakelijk zaken die de corporatie betroffen, zoals de aankoop van grond, gebouwen of nieuwe uitrusting. Als regel had de Bestuursraad geen stem in de keuze van het schriftuurlijke materiaal dat gepubliceerd werd, noch werd deze hierover geraadpleegd. Vice-president Franz maakte dit duidelijk toen hij in 1954, in wat als de Walsh-rechtszaak bekend staat, als getuige optrad voor een gerechtshof in Schotland. Toen men hem vroeg hoe de gang van zaken was bij een belangrijke verandering op leerstellig gebied en of dit eerst door de Bestuursraad moest worden goedgekeurd, antwoordde de vice-president (het hier afgedrukte materiaal is overgenomen uit de officile gerechtelijke afschriften, waarbij "V" de vraag van de raadsman aangeeft en "A" het antwoord gegeven door Fred Franz):

"V: Heeft ieder lid van de Bestuursraad in geestelijke zaken een evenredige stem? A: De president is de woordvoerder. Hij houdt de toespraken waarin het voortschrijdende begrip van de Schrift wordt uiteengezet. Verder kan hij tijdelijk andere leden van het hoofdbureau aanwijzen om toespraken te houden waarin een bepaald gedeelte van de bijbel, waarop meer licht is geworpen, wordt besproken. V: Vertel mij eens, wordt over dit voortschrijdende begrip, zoals u het noemt, door de bestuurders gestemd? A: Nee.

V: Hoe worden het dan officiële afkondigingen? A: Zij passeren het redactiecomité, en na bestudering aan de hand van de Schrift geef ik mijn fiat. Dan stuur ik het door naar president Knorr en president Knorr geeft het uiteindelijke fiat. V: Komt het helemaal niet voor de Bestuursraad? A: Nee."34

Voetnoot 34:  Ofschoon de vice-president naar een "redactiecomité" verwijst, geeft hij later aan dat alleen hijzelf en
                      president Knorr deel uitmaken van dat uit leden van de Bestuursraad gevormde comité. In werkelijkheid
                      was er, behalve het 'comité' van deze twee personen, geen officieel "redactiecomité". In 1965 was
                      Karl Adams de enige andere persoon wiens handtekening regelmatig onder te publiceren materiaal was
                      vereist en hij zat niet in de Bestuursraad, noch beleed hij van de "gezalfde" klasse te zijn.

Uit eigen ervaring wist ik dat de zaken zo lagen. In een vergadering met verscheidene medewerkers van de schrijfafdeling, gehouden vóór 1971 en bijeengeroepen door Karl Adams, rees de vraag hoe men van de president goedkeuring zou kunnen verkrijgen voor bepaalde voorgestelde verbeteringen in het tijdschrift De Wachttoren. Iemand stelde voor dat Lyman Swingle, die als schrijver aanwezig was, de zaak bij Knorr zou aankaarten. Swingles antwoord was kort, maar sprak boekdelen wat betreft de vraag hoe de zaken er voorstonden. Hij zei: "Waarom ik? Wat kan ik doen? Ik ben maar een bestuurslid."
 

Zelfs na uitbreiding van het Besturende Lichaam, waardoor dit uit méér dan de zeven bestuursleden bestond, bleef deze situatie gehandhaafd. In 1975 werd in een zitting specifiek materiaal voor een congreslezing, opgesteld door de vice-president, aan ons ter beoordeling voorgelegd. Hierin werd de gelijkenis van het mosterdzaadje en de gelijkenis van het zuurdesem behandeld (zie Matthéüs hoofdstuk dertien). Er werd uitvoerig in betoogd dat het "koninkrijk der hemelen", waarnaar Jezus in deze gelijkenissen verwees, in feite een "namaak-koninkrijk" was. Eén lid van het Lichaam, dat het materiaal had gelezen, voelde zich niet overtuigd door de argumentatie. Na discussie stemden van de veertien aanwezige leden er slechts vijf (inclusief Knorr en Fred Franz) in met het gebruik van het materiaal ten behoeve van een congreslezing. De overige negen deden dat niet.

Het werd dus niet gebruikt - althans niet als lezing, maar het materiaal verscheen in een boek dat op het congres uitkwam en binnen een paar maanden verscheen het ook in het tijdschrift De Wachttoren.35 Het feit dat bijna tweederde van de aanwezige leden van het Lichaam te kennen had gegeven op zijn minst enige bedenkingen tegen het materiaal te hebben, had geen invloed op de beslissing van de president de publicatie ervan door te zetten.

Voetnoot 35:  Zie het boek 's Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij!, uitgegeven in 1976, blz. 206-215; tevens
                      De Wachttoren van 15 januari 1976, blz. 46-56.

Niet alleen over de inhoud van de tijdschriften en de andere lectuur, maar over elk ander aspect van de wereldwijde activiteit van Jehovah's Getuigen, zoals de leiding over de meer dan 90 bijkantoren (iedere opziener van een bijkantoor werd omschreven als de "presiderende dienaar van het christendom voor en binnen het gebied waarover hij is aangesteld"), het toezicht over het werk van alle reizende vertegenwoordigers, de leiding over de zendingsschool Gilead, de aanstelling en het werk van alle zendelingen, de planning van congressen en congres-programma's en nog veel meer, had slechts één man de zeggenschap: de president van de corporatie. Hij bepaalde welke van deze zaken in het Besturende Lichaam al dan niet werden besproken.
 

Dit alles was moeilijk te rijmen met de artikelen die na de toespraak van de vice-president over de "staart die met de hond kwispelt" werden gepubliceerd. De taal daarin was zo krachtig en beslist geweest:

"Evenzo moet dus ook in de negentiende eeuw, al waren er geen apostelen van Christus aanwezig, Gods heilige geest werkzaam zijn geweest met het oog op het vormen van het besturende lichaam voor zijn gezalfde overblijfsel van de 'getrouwe en beleidvolle slaaf'-klasse. De feiten spreken voor zichzelf. Er verscheen een lichaam van gezalfde christenen ten tonele die de verantwoordelijkheden aanvaardden en op zich namen van het besturen van de aangelegenheden van Jehovah's opgedragen, gedoopte, gezalfde volk dat er druk mee bezig was Jezus' profetie in Matthéüs 24:45-47 te vervullen. Feiten spreken luider dan woorden. Het besturende lichaam bestaat.

Jehovah's christelijke getuigen weten en verklaren dankbaar dat deze religieuze organisatie niet door één man wordt geleid, doch dat ze een besturend lichaam van met de geest gezalfde christenen heeft."36

Voetnoot 36:  De Wachttoren, 1 april 1972, blz. 217.

Helaas kwam het geschetste beeld eenvoudigweg niet met de werkelijkheid overeen. De feiten, die reeds aan de hand van de eigen, goedgekeurde publicaties van het Wachttorengenootschap en aan de hand van uitlatingen van bestuurders gepresenteerd zijn, laten duidelijk zien dat er gedurende Russells presidentschap in de negentiende eeuw in feitelijk opzicht geen sprake was van een besturend lichaam, evenzo gedurende Rutherfords presidentschap, en dat er gedurende Knorrs presidentschap in de zin bedoeld in de betreffende Wachttoren evenmin een besturend lichaam was.
Het beeld dat werd geschetst klonk indrukwekkend, maar het was denkbeeldig, fictief. Feit is dat helemaal vanaf het ontstaan van de organisatie een monarchistische bestuursvorm de overhand had (het woord "monarch" dat van Griekse oorsprong is en "alleenheerser" betekent, wordt in woordenboeken ook wel omschreven als "een persoon die qua positie en macht boven ieder ander uitsteekt"). Dat de eerste president vriendelijk van aard was, de tweede hard en overheersend, en de derde uitermate zakelijk, verandert niets aan het feit dat ieder van de drie presidenten monarchistische autoriteit uitoefende.

De overgrote meerderheid van de Getuigen die in het Wachttoren-artikel "de gemeenteleden" waren genoemd37 - daarbij inbegrepen de meesten van de "gezalfden", die de "getrouwe en beleidvolle slaaf" vormen - was zich dit absoluut niet bewust. Diegenen die posities bekleedden die dicht genoeg bij de zetel van autoriteit lagen, wisten dat dat het geval was; hoe dichter bij die zetel, hoe duidelijker zij zich van de feiten bewust waren.

Voetnoot 37:  In het Engels: "rank and file", oorspronkelijk een aanduiding voor de gewone soldaten in het leger: later ook
                      in gebruik geraakt ter aanduiding van de 'gewone' leden van een organisatie, onderscheiden van haar
                      bestuursleden. (Zie ook blz.  58.)

Dit gold in het bijzonder voor de leden van het Besturende Lichaam, en in 1975 besloot de "hond" dat het tijd was om "met de staart te kwispelen". De meeste leden vonden dat de feiten nu eindelijk eens overeen moesten komen met het gesproken en gedrukte woord.
 

Interessant was, dat wat nu werd ondernomen, in essentie hetzelfde was als wat de vier bestuurders in 1917 hadden voorgesteld: een reorganisatie, een krachtsinspanning van hun kant die in de Wachttorenpublicaties consequent werd omschreven als een 'ambitieus plan', een 'opstandige samenzwering' die 'door Gods goedheid niet slaagde!'. Vijfenvijftig jaar later kwam in wezen hetzelfde voorstel er wél door, doch slechts na maanden van beroering in het Besturende Lichaam.


© Copyright Raymond Franz




 





     Menu

Skip Navigation Links.
Collapse HomeHome
Recht op informatie
De Waarheid
Collapse Het Besturende LichaamHet Besturende Lichaam
Collapse Werd het jaar 1914 echt voorspeld?Werd het jaar 1914 echt voorspeld?
Collapse 'Gewetensconflict' - door Raymond Franz'Gewetensconflict' - door Raymond Franz
Collapse Eenheid belangrijker dan waarheid?Eenheid belangrijker dan waarheid?
Collapse Barbara AndersonBarbara Anderson
Collapse Het NGO debâcle met de VNHet NGO debâcle met de VN
Collapse Ingezonden materiaalIngezonden materiaal
Collapse Om over na te denkenOm over na te denken
Contact





   

Freedom 4 ALL

   Informatieplatform Jehovah's Getuigen 

Raymond Franz

Lid van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen van 1971 t/m 1980.

In 1980 trok hij zich uit dit
bestuurslichaam  terug.

Raymond  Franz  geeft een
gedetailleerde beschrijving
van de manier waarop de
leer van het genootschap
tot stand komt.


Gewetensconflict -- Mensen gehoorzamen of God trouw blijven

Bestond er tussen 1879 en 1976 een Besturend Lichaam dat enig bestuur
uitoefende?

Lees wat de werkelijke situatie was !