Wat is de uitwerking op het gevoelsleven van
Jehovah's Getuigen?
De allereerste keer dat deze lezing werd uitgesproken was op 24 februari
1918 in Los Angeles. De titel van de lezing was: "De wereld is geëindigd –
Miljoenen nu levende mensen zullen
wellicht nimmer sterven!" De bezieling die van deze lezing
uitging heeft er zeker toe bijgedragen dat reeds een maand later dezelfde
lezing met meer stelligheid werd uitgesproken. Waarom durf ik dat beweren?
Omdat er op 31 maart 1918 één woordje uit de titel van de lezing werd
weggelaten: "De wereld is geëindigd – Miljoenen nu levende mensen zullen
nimmer sterven!" (Boston, 31 maart 1918.)
Verkondigersboek blz.719
In plaats van wellicht, is het een stelligheid
geworden, een succeslezing, die de daaropvolgende jaren steeds weer wordt
uitgesproken. Een brochure met zelfde titel wordt uitgegeven. Met 1925 in
het vooruitzicht bleef het genootschap met deze gedachte dwepen.
Hoe ging Rutherford met deze misser om?
Het antwoord kunnen we terugvinden in De Wachttoren van 1 december
1993 blz 18 par 17
" Navolgenswaardige voorbeelden van nederigheid "
"Zo had hij bijvoorbeeld eens enkele dogmatische
uitspraken gedaan aangaande datgene wat christenen in 1925 konden verwachten.
Toen de gebeurtenissen niet aan zijn verwachtingen beantwoordden, deelde hij de
Bethelfamilie in Brooklyn nederig mee dat hij zich belachelijk had gemaakt."
|
De Wachttoren
1 december 1993 blz.18 par.17
In 1925 zouden de oude getrouwen een
opstanding op aarde krijgen en zou er een einde komen aan dit
samenstel van dingen.
In 1925 zou dus de nieuwe ordening beginnen. Vandaar dat
Rutherford in 1918 zei dat Miljoenen 'toen' levende
mensen nimmer zouden sterven.
Dat moment lag toen nog slechts 7 jaar in de toekomst. |
Over dit thema valt nog veel te schrijven, maar dat is niet de bedoeling
van dit essay. Ik wil even met jullie nagaan, hoe vandaag de dag nog
steeds mensen lijden onder deze legendarische woorden, omdat de
gedachtegang erachter nog steeds levend wordt gehouden door het
genootschap.
Wat is eigenlijk de gedachtegang achter de woorden, los van de verkeerde
voorspelling van 1925?
Als je niet 'plots' sterft (je kan natuurlijk altijd onder een auto lopen)
kan je levend vanuit dit oude samenstel zomaar de nieuwe ordening
binnenwandelen, ja, je hoeft nooit te sterven!
En leeft deze gedachte nog onder onze broeders en zusters? Heel zeker.
Ik wil jullie graag vertellen, van enkele broeders en zusters, van oud
naar jong, van gekwetste mensen met weinig eigenwaarde tot evenwichtige
personen vol zelfvertrouwen, vol liefde voor het leven ... en hoe de woorden
en de gedachtegang elk van hen beïnvloedde.
Mijn verhaal begint met een ouder echtpaar uit onze zaal. Ze vierden
afgelopen week hun 60-jarige huwelijksverjaardag. Ze zijn vlak na hun
trouwen in 'de waarheid' gekomen en volharden dus al bijna 60 jaar. Het
leven heeft hen wakkergeschut voor de realiteit, dat oude mensen sterven.
Toch blijven ze zich vastklampen aan het ' waterkansje' dat ze misschien van
Jehovah het toch nog zouden mogen meemaken, dat ze niet 'eerst nog even
moeten gaan slapen' . Het zijn fijne mensen, maar ze hebben hun hele
volwassen leven voortgezwoegd onder het constante ritme van voorbereiden,
vergaderen, velddienst en voelen zich nu nog steeds bezwaard als ze niet het
landsgemiddelde van velddiensturen halen. Eergisteren bracht ik hen bloemen,
het stemde hen blij en dankbaar. Nog geen twee weken geleden veegde mijn man
het scheerschuim van zijn ongeschoren kin om na een paniektelefoontje ter
hulp te snellen, omdat één van hen onwel was geworden. Ze hadden hun
diamanten bruiloft bijna niet gehaald...
Zij hebben geluk dat ze samen oud mogen worden, dat ze ook zo vitaal zijn
gebleven, dat ze bijna nooit een vergadering missen, ze worden gerespecteerd
en graag gezien. Maar zal dit zo blijven als de tol der jaren toch te zwaar
gaat wegen? Zullen de broeders en zusters hen binnen enkele weken tot
maanden vergeten als één van hen alleen achterblijft, die niet meer de
kracht heeft om elke vergadering te bezoeken?
Een huwelijk gesloten voor de eeuwigheid, hoe goed herken ik dat
verlangen! Op mijn eigen huwelijksuitnodiging stond Hooglied 8:6. We geven
elkaar het ja-woord voor het leven "...want liefde is even sterk als de
dood..." We hoopten dat we samen voor eeuwig verder zouden leven.
Het constante ritme, voorbereiden, vergaderen, velddienst, als het slaan
op de trommel door de slavendrijver om de roeiers aan het werk te houden. Af
en toe verhoogt het ritme, soms is er een zwepende lezing, die diegenen
onder ons, misschien juist zij, die het beste in het ritme blijven, maar met
een gebrek aan eigenwaarde, nog wat meer oppept, tot nog meer inspanningen
verplicht, nooit genoeg. Waarom blijven we roeien? We varen immers naar het
paradijs! Als we daar aankomen, hebben we tijd, voor alles wat nu geen
prioriteit heeft: onze zelfzorg, onze persoonlijke ontwikkeling, een
verkwikkende hobby, zelfs de levensnoodzakelijke gezonde beweging die we nu
uitstellen, want als we in de velddienst gaan bewegen we toch ook?
Gelukkig, gelukkig zijn er ook broeders en zusters met een gezond gevoel
van eigenwaarde, voldoende liefde voor zichzelf, om zich niet zo te laten
uitputten. Die hun hobby's niet met een koninkrijksglimlach in een grote
doos stoppen, maar op een evenwichtige wijze 'in de waarheid' wandelen, die
genieten van het ontplooien van hun leven, trouwen, kinderen krijgen… En
zij? Zijn zij te beklagen? Worden ook zij nu nog altijd benadeeld door die
overmoedige woorden van Rutherford?
Ja!!! Heel zeker.
Het vooruitzicht nooit te hoeven sterven, ook al wordt er geen datum op
geplakt, wekt verwachtingen.
Een geliefde verliezen is altijd heel pijnlijk. Wanneer we voor de eerste
keer geconfronteerd worden met de dood van iemand die ons heel nauw aan het
hart ligt, moeten we door een pijnlijk verwerkingsproces. Dat geldt voor elk
mens, of hij nu gelooft (om het even waarin hij gelooft) of als hij helemaal
niet gelooft.
Maar de overtuiging, de verwachting, de hoop dat dat misschien niet nodig
is, dat we aan die harde realiteit van het leven kunnen ontsnappen, maakt
het verliezen van een geliefde dubbel zo zwaar. Er kan zelfs een echte
geloofscrisis uit ontstaan. Waarom heeft Jehovah dat toegelaten?
Ja, we kunnen het goed uitleggen aan de deur, we kunnen verdrietige mensen
troosten. Tot het onszelf overkomt. 1 Thessalonicenzen 4:13 zou ons moeten
troosten: "Bovendien, broeders, willen wij niet dat GIJ onwetend zijt
betreffende hen die [in de dood] slapen, opdat GIJ niet bedroefd zijt gelijk
de overigen, die geen hoop hebben."
Maar kijk naar de vele broeders en zusters die zo veel moeite hebben de
dood van een geliefde te verwerken. Soms lijkt het wel, alsof we meer
verdriet hebben, dan 'wereldse mensen zonder hoop'. En waarom is dat zo?
Omdat we, alhoewel we weten dat 'tijd en toeval' iedereen kan treffen, "door
die onbezonnen woorden van Rutherford" erop hoopten de dans met de dood te
ontspringen.
Ik was nog jong toen mijn vader stierf. Ik herinner me nog heel levendig
dat ik dacht: "Tegen de tijd dat ik oud ben, hoop ik dat ze er iets op
gevonden hebben, want ik wil niet sterven." Toen enkele jaren later de
getuigen aan mijn deur aanbelden, wilde ik maar al te graag van hun "eeuwige
bron der jeugd" drinken, "het levenselixir" waar mensen altijd naar gezocht
hebben, de steen der wijzen, het gouden vlies van Thule ... in een
hedendaags jasje.
Begrijp me niet verkeerd. Ik geloof nog steeds Jezus' woorden uit Johannes
3:16: "Want God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren
Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet
vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben."
Johannes 4:14: "Al wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal
nimmermeer dorst krijgen, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem
een bron van water worden dat opborrelt om eeuwig leven te schenken."
Mijn vertrouwen in deze woorden is zelfs nog toegenomen, nu ik voor de
vervulling ervan niet langer op mensen vertrouw.